Aldus een bericht in de Schager Courant van 4 februari 1858, dat men tevergeefs zal zoeken in de stedelijke en provinciale Groninger couranten.

Volgens bescheiden in het archief van de Groninger Arrondissementsrechtbank klopt het verhaal wel. Twee weken eerder, op 21 januari 1858, werd namelijk de kleermaker Hendrik Smit (57), geboren en wonende buiten de A-poort te Groningen, veroordeeld tot zes dagen cel, 8 gulden boete en de kosten van het geding, wegens het “wanbedrijf van het niet tijdig doen van aangifte van de geboorte van een kind”.

Wellicht dat Hendrik zich schaamde voor zijn ongehuwde dochter, de dienstbode Jantje Smit (27), die op 14 september 1857 bij hem thuis beviel van dit kind. Twee buurmannen, de zakkenverhuurder Adam Degeling (33) en de arbeider Berend Geerts Schuitema (62) hadden enige dagen na de bevalling met hem gesproken over de aangifte. Tegen beide had hij gezegd dat zijn zoon hem beloofde om ervoor te zorgen, maar dat die het had verzuimd. Waar hij tegen de een vertelde dat hij persoonlijk nog naar het stadhuis zou gaan, zei hij tegen de ander dat de zaak hem niet aanging en dat zijn dochter het zelf maar moest doen. Hoe dan ook, het was te laat gebeurd en Hendrik ging voor schut.

Omdat het kind niet binnen drie dagen was aangegeven, had Hendriks dochter Jantje een verzoekschrift bij de rechtbank moeten indienen om het verzuim te herstellen. Dat gebeurde een paar weken na haar bevalling, op 1 oktober 1857. Op 7 november boog de Kamer van Burgerlijke Zaken bij de rechtbank zich over het geval, waarbij ze diverse getuigen hoorde. Op 13 november gaf de rechtbank de gemeente Groningen opdracht om tot de inschrijving over te gaan, hetgeen dan op 26 november werkelijk gebeurde. De onvermogende Jantje, voor wie deze gerechtelijke procedure gratis verliep, noemde haar kind, een dochter, Jeltje. Dat was niet naar haar moeder, zoals je misschien zou verwachten, want die heette Fennechien.

Het lijkt er sterk op dat de verhouding tussen Jantje en haar vader sinds de geboorte van haar dochter ernstig bekoeld was. Bij het proces tegen haar vader getuigden namelijk ook twee bedienden van het Nosocomium, het academische ziekenhuis aan de Munnekeholm. Zij vertelden dat ze Jantje op de dag van haar bevalling opgehaald hadden bij haar ouders. Jantje was evenwel weer teruggestuurd, “daar ze reeds bevallen was”. Het lijkt er dus sterk op dat Hendrik graag van zijn ongehuwd kramende dochter afwilde.

Op 5 januari 1858, tijdens een strenge vorstperiode, werd Jantje opgepakt. Ze had “eenige tijd” rondgezworven zonder middelen van bestaan en die dag om een aalmoes gevraagd bij smid Wilkens in de Visserstraat te Groningen. Wegens landloperij en bedelarij werd ze veroordeeld tot drie maanden hechtenis.

Dat gebeurde op dezelfde dag dat haar vader moest voorkomen. Overigens hoefde die niet te zitten. Want op 14 april 1858 behaagde het Zijne Majesteit de Koning om diens gevangenisstraf kwijt te schelden. Hendrik Smit moest echter nog wel de boete betalen. Wat dat betreft bleef het vonnis van de rechtbank, dat tot in Noord-Holland de aandacht trok, onverminderd van kracht.

Bronnen: RHC Groninger Archieven, toegang 883 archief Arrondissementsrechtbank Groningen, de inv. nr.s 42 (rolboek), 69 (proces-verbalen van de zittingen), 99 (minuut-vonnissen) 1291 (verzoekschriften) nr. 3718 Exhibitum 1 oktober 1857; Provinciale Groninger Courant 5 januari 1858 (bericht over het weer).