De dagloner Jan Hindriks Nieman en de boerenknecht Albert Geerts Duit hadden die donderdag de 25-ste januari 1826 een droeve taak te vervullen op het gemeentehuis van Bellingwolde, dat zich toen nog te Oudeschans bevond. Ze moesten aangifte doen van het overlijden van een vader en diens twee zonen.

Twee dagen eerder waren die uit het ijs op de Westerwoldse A achter het dorp Bellingwolde opgehaald. Het betrof de dagloner Geert Frideriks van Lang (38), geboren te Finsterwolde maar wonend in Nieuw-Beerta, en zijn zonen Frederik en Remmer, respectievelijk 15 en 13 jaar oud, beide zonder beroep en geboren en wonend te Nieuw Beerta.

Jacobus Heeres, burgemeester en officier van de Burgerlijke Stand van Bellingwolde, had er niet veel werk aan. De vader en zijn beide zonen kwamen in één en dezelfde overlijdensakte terecht. Anders dan bij soortgelijke schaatsongelukken en verdrinkingsgevallen in hogere kringen, maakten de kranten er geen melding van. Het verdriet zal er in Beersterhamrik niet minder om geweest zijn.

Met dank aan Jakob Franken.