• Een militair als voorvader
  • Familienamen: van Klöne naar Kluin en Klune
  • Over dit weblog
  • Trouwen en scheiden, landelijk beeld vanaf 1950

Loket voor lief en leed

~ 200 jaar Burgerlijke Stand

Loket voor lief en leed

Categorie Archief: ambtenaren

Het is een meisje en we noemen haar Pieter

19 donderdag jan 2012

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Geboorte, Uncategorized, Vergissingen

≈ Een reactie plaatsen

Voor ons ligt een fotocopie van een geboorte-akte, opgemaakt door Burgemeester Havinga van Grootegast in 1849. Op 12 april van dat jaar kreeg hij in zijn rol van ambtenaar van de Burgerlijke Stand de tapper Jakob Pieters van Ham (30) over de vloer, die verklaarde dat zijn vrouw die ochtend bevallen was van een kind “van het vrouwelijk geslacht, aan hetwelk de voornaam Pieter gegeven zal worden..”.

In eerste instantie denk je dan, dat de jonge vader iets teveel aan de verleidingen van zijn beroep had toegegeven, uit vreugde over de geboorte van een stamhouder. Of – ook een mogelijkheid – dat de vrouwelijke naam Pieterke per abuis iets te kort in de akte terechtkwam.

Bij een check op Alle Groningers en Genlias, blijkt de nieuwgeboren Van Ham daar echter wel degelijk geregistreerd als van het mannelijk geslacht. En ook als Pieter twintig jaar later als dagloner overlijdt, wordt hij geboekt als van de mannelijke kunne.

Hoe kan dat nou? Een blik in het depot van de Groninger Archieven leert, dat het dubbel-exemplaar van de akte zoals de gemeente die ooit naar de Rechtbank stuurde, zwaar beschadigd is. Bij de Rechtbank sprong er namelijk ooit een waterleiding, en van de daarop volgende lekkerij had onder meer de bundel geboorte-aktes van Grootegast uit 1849 het zwaar te verduren. Daarom ontbreekt de scan van Pieters geboorte-akte ook op Alle Groningers. In het aangetaste dubbel-exemplaar staat echter wel degelijk dat de baby Pieter van Ham van het mannelijk geslacht is en zo kwam het ook op Alle Groningers en Genlias terecht.

Kennelijk na een correctie. Want de fotocopie van de geboorte-akte werd ons verstrekt door Jakob Franken, die rond 2000 als vrijwilliger voor toen nog Genlias tienduizenden akten Burgerlijke Stand van de gemeenten Grootegast en Oldekerk invoerde. Van hele bijzondere akten maakte hij daarbij fotocopietjes, die hij gebruikte bij een cursus genealogie die hij gaf. En een van die fotocopieën betreft nu het meisje Pieter.

Kortom, er blijkt een klein, maar essentieel verschil tussen de originele en de afgeschreven akte te zijn. In het exemplaar dat in de gemeente Grootegast achterbleef, stond het geslacht fout, terwijl het in het gelijktijdig gemaakte afschrift voor de Rechtbank wèl goed terechtkwam.

Waarschijnlijk was het dus burgemeester Havinga, die er even zijn hoofd niet bij had.

Met dank aan Jakob Franken.

Onze man in Yokohama

10 zaterdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Bijzonder, Huwelijk

≈ 4 reacties

Het was een huwelijk “naar den vorm, welke in Japan gebruikelijk is”, dat van Shime Nakaoka en Menno Simon Wiersum, voltrokken op 18 maart 1919 te Yokohama. Kwam de bruid uit Nagasaki, Wiersum was van origine een Groninger. In de week na hun huwelijk werd de Japanse huwelijksakte gewaarmerkt en vertaald op het Nederlandse consulaat in Yokohama. Sinds eind augustus 1921, toen de gemeente Groningen het huwelijk registreerde, bevinden de originele rijstpapieren akte (zie boven) èn de Nederlandse vertaling zich als bijlagen bij het Groningse huwelijksregister. Kort geleden was het curieuze Japanse stuk nog te zien op een expositie in de Fraeylemaborg. Het is waarschijnlijk een van de weinige huwelijksakten, die uit het vooroorlogse Yokohama bewaard gebleven zijn.

Wiersum stond in 1921 te boek als “kantoorbediende”. Hij was in 1878 geboren in Kantens als oudste zoon van een pelmulder die in 1890 met zijn gezin naar de stad Groningen verhuisde om daar commissionair te worden. Volgens de bevolkingsregisters woonde het gezin hier op het adres Rabenhauptstraat 27. In maart 1900 vertrok de jonge Wiersum, dan nog klerk, vanaf dat adres naar Hamburg. Gezien zijn latere loopbaan, zal hij in de Duitse havenstad op een handelskantoor werkzaam zijn geweest. Hij trad dus min of meer in de voetsporen van zijn vader.

Waar Menno Simon Wiersum in de Eerste Wereldoorlog verbleef is onbekend. Nadien vinden we hem terug in Japan. Afgaande op de overlijdensadvertenties voor zijn vader (eind 1920), zijn zuster (eind 1930), zijn broer (maart 1958) en hemzelf (augustus 1960) bleven zijn Japanse vrouw en hij kinderloos en zijn ze altijd in Yokohama blijven wonen.

Yokohama was indertijd al een belangrijke haven. Werkte Wiersum in 1921 nog in loondienst, in 1923 noemt de NRC hem “leidend directeur van de naamloze vennootschap MS Wiersum & Co. Ltd.”:

“Dit is eene Nederlandsche firma van zekere betekenis in Jokohama. Naast import- en exportzaken heeft zij het agentschap van de Java-China-Japanlijn en als zodanig ook van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, den Rotterdamschen Lloyd en de Holland-Oost-Azië-Lijn.”

Op de Java-China-Japanlijn voer om de twaalf dagen een paketboot tusssen Java en de Japanse havenstad. Wiersum hield zich dus bezig met de bevrachting hiervan. Naast de genoemde lijndiensten en scheepvaartmaatschappijen was hij in 1924 nog agent voor een onderneming die in Sabang op Noord-Sumatra kades en droogdokken exploiteerde en schepen voorzag van kolen en vers water.

Wiersum lijkt snel in goede doen te zijn geraakt, maar maakte zich ook verdienstelijk, want in 1923 werd hij benoemd tot ridder in Oranje Nassau. Dat gebeurde vlak voor de verschrikkelijke aardbeving die Yokohama trof.

Op zaterdag 1 september van dat jaar “golfde de aarde  als een zee”. Talloze huizen, maar ook de haven, de dokken en schepen werden vernietigd. Overal ontstonden branden die ook nog eens aangewakkerd werden door een tyfoon, zodat Yokohama veranderde in één grote brandende puinhoop. Naderhand brak er bovendien een cholera-epidemie uit, zodat de ramp qua opeenstapeling leek op die van maart 2011, die ons vers in het geheugen ligt. Maar die van 1923 kostte veel meer levens – de schatting van het aantal doden loopt uiteen van 100.000 tot 140.000, onder wie ettelijke Nederlanders.

Wiersum zat aan zijn schrijftafel toen de eerste aardschok zich aandiende. Door razendsnel onder die tafel te duiken, ontsnapte hij aan de dood  Hij komt in enkele krantenverslagen voor, zoals het ooggetuigenverslag van Johannes Bode. Volgens Bode bevonden zowel Wiersum als diens jongere broer zich de dag na de aardbeving veilig aan boord van de Tjisalak, een middelgroot schip van de Java-China-Japan-Lijn. De jongere broer had zijn gezin bij zich, maar de vrouw van Menno Simon was nog aan de wal, naar hij hoorde in Bluff Garden, een parkje vlakbij hun woonadres. Daar heeft hij haar opgehaald. Volgens Bode, die meeging, was

“…het huis van den ouden Wiersurn voor het grootste gedeelte naar beneden getuimeld. Toen we daar waren, was het precies 12 uur, dus 24 uur na de aardbeving en juist op dat moment kregen we weer een flinke aardbeving. Nog overeind staande stukken muur hier en daar gingen tegen don grond, alles wiebelde. Overigens beefde het die eerste dagen bijna aan één stuk door, doch ’t waren meerendeels kleine schokken. Voorbij het huis van den oudsten Wiersum was de weg voor een groot deel verzakt en Wiersum en Kuiper wildon niet verder. Ik ben toen nog even ovor het onbebouwde stuk land naast Wiersum’s huis geloopen naar het weggetje (…), doch naar beneden gaan dorst ik ook niet meer, dat was te gevaarlijk. Het was er alles één groote verbrande massa, verder kon ik er niets ontdekken…”

Toen Bode terugkeerde bij het uitgangspunt van de tocht, waren onder andere “de oude Wiersum en mevrouw reeds met de sloep naar boord teruggekeerd, omdat de olie, die op het water in de haven dreef, was gaan branden”. Uiteindelijk lukte het Bode toch weer aan boord te komen van de Tjisalak, net als alle nog levende Nederlanders uit Yokohama, maar ook “hopen Duitsers, Italianen en Engelsen”, 250 Chinezen en 600 Japanners. Het moet aan boord tamelijk druk zijn geweest…

De aardbeving beroofde de Nederlandse consul in Yokohama eveneens van het leven. In december 1923 werd Wiersum, wiens handelskantor intussen alweer open was, in diens plaats aangesteld als vice-consul. Getuige de Staatsalmanakken uit de jaren 1923-1929 werkte Wiersum zelfstandig op deze eenmanspost, zij het onder supervisie van de consul in Kobe. Omdat het een functie “zonder bezwaar van ’s Lands schatkist” betrof, kreeg hij geen tractement. Toch ging het ook weer niet bepaald om vrijwilligerswerk, want de Nederlandse staat betaalde sinds 1921 vrij royale onkostenvergoedingen voor de post in Yokohama: ruim 3000 gulden aan een vice-consul en bijna 5000 aan een consul.

Natuurlijk moest Wiersum daar wel wat voor doen. Om te beginnen was het consulaat geheel vernietigd bij de brand die op de aardbeving volgde. Omdat de Japanse brandverzekering bij aardbevingen niets uitbetaalde, moest Wiersum vervangende nieuwbouw zien te regelen op kosten van de staat der Nederlanden.

In zijn functie van vice-consul trad Wiersum tevens op als ambtenaar van de Burgerlijke Stand voor de Nederlanders in Yokohama. Nu was het hele consulaatsarchief verloren gegaan bij genoemde brand.en daarmee ook de dubbelen van de geboorte-, huwelijks-, echtscheidings- en overlijdensregisters. Ongetwijfeld heeft Wiersum bemoeienis gehad met de post die in 1929 op op de staatsbegroting kwam voor het maken van nieuwe dubbelen.

Een jaar eerder kwam keizer Hirohito op de troon, waarvoor op 8 november een vlootschouw in Yokohama werd gehouden. Wiersum zal  zich bij die gelegenheid hebben bevonden op de kruiser Ms. Java die voor enig vlagvertoon vanuit Nederlands-Indië was opgestoomd.

Volgens de Staatsalmanak van 1929 was Wiersum inmiddels tot consul gepromoveerd. Bovendien werd hij eind 1934 Officier in de orde van Oranje Nassau 

In de Staatsalmanak van 1940 heet hij nog steeds consul. Nadien hield het ministerie van buitenlandse zaken op te bestaan, en zullen ook allerlei missies gesloten zijn, omdat de Duitsers dit soort zaken voor de Nederlanders gingen regelen. Waar Wiersum tussen eind 1941, toen Japan Nederland de oorlog verklaarde, en augustus 1945 – bij de Japanse capitulatie – verbleef, is vooralsnog een raadsel. Zijn naam kan je in elk geval niet vinden op een lijst van mensen die in Japan gevangen zaten. Wellicht was hij apart geïnterneerd, misschien zat hij ook wel (onder huisarrest) bij schoonfamilie in Nagasaki. Daar zal hij dan net als de circa 500 Nederlanders in twee naburige gevangenkampen getuige zijn geweest van de atoombom die een eind aan de oorlog zou maken,

Na de oorlog stond er ook in Yokohama bitter weinig overeind, even weinig als na de aardbeving van 1923. Er viel vooreerst weinig te handelen, in het bijzonder voor Wiersum. Pas in 1947 zou de Japanse staat het banktegoed aan de NV Wiersum & Co. teruggeven, waarop hij in de oorlog beslag had gelegd.

De consulaten van Nederland in Japan bleven nog jaren gesloten. Wel noemt de Staatsalmanak van 1948 een Nederlandse Militaire Missie bij het Supreme Command Allied Powers te Tokio. Bij die missie werkte een “Mr. S. Wiersum” als kanselier. Waarschijnlijk is er een vergissing in het spel en ging het om onze onze man uit Yokohama. Bovenaan de ambtelijke agenda stond in deze jaren de berechting van Japanse oorlogsmisdadigers.

Uit Amerikaanse bronnen blijkt dat Wiersum diensten aan de Amerikaanse troepen in Japan verleende. Verder zal hij bemoeienis hebben gehad met de financiele afwikkeling voor de voormalige Nederlandse en Indische krijgsgevangenen in Japanse kampen.

Van 1950 tot 1952 staat hij weer in de Staatsalmanak als consul te Yokahama, waar hij in 1953, toen enkele andere Nederlandse consulaten in Japan weer werden gesloten, opgevolgd bleek door een waarnemer. Hij was toen ook al 75 jaar en mogelijk weduwnaar.

In 1960 overleed Menno Simon Wiersum zelf in Yokohama, betreurd door zijn familie in het verre Groningen. Hij maakte veel ellende mee, en twee fotoportretjes uit de collectie van het Maritiem Museum te Rotterdam getuigen daarvan. Deze zijn zo te zien van na de oorlog en tonen hem dus op latere leeftijd, getekend door het leven, met een merkwaardig scheefgetrokken gezicht.

                                                                                       Harry Perton

Kerkregisters opgeëist voor dienstplicht

01 donderdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Dood, Geboorte, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Een bekend feit is dat de kerkelijke gemeenten in 1811 hun oude doop-, trouw- en begraafboeken moesten inleveren bij de burgerlijke gemeenten, zodat deze registers zich nu niet in kerkelijke archieven bevinden, maar in een apart archief, dat van de retro-acta Burgerlijke Stand.

Minder bekend is, dat al die registers ingeleverd moesten worden om de conscriptie  mogelijk te maken. Die conscriptie was een militaire dienstplicht voor jongens die ingeloot waren, maar zich bij gebrek aan geld niet konden laten vervangen. Voor 1811 was er wel eens sprake geweest van een algehele burgerwapening, maar dergelijke voorstellen stuitten altijd op veel verzet. De dienstplicht van 1811 vormde dan ook een doorbraak.

De eerste loting, van het najaar 1811, zou de jongens betreffen die in het jaar 1789 waren geboren. Op 28 augustus 1811 gaf de prefect, de opperbaas in de provincie, de maires (burgemeesters) van de kersverse gemeenten een instructie hoe ze deze loting aan moesten pakken. Om te zorgen dat alle jongemannen van de lichting 1789 met de loting meededen, moesten ze hun toevlucht nemen tot “de geboorte- of doopregisters, tot de staten van populatie en tot elk andere acte, welke gij goed mocht oordelen te moeten raadplegen*.

De doopregisters waren het eigendom van kerkelijke gemeenten, terwijl er sinds 1796 een scheiding van kerk en staat bestond. Nog even afgezien van de weerzin tegen de conscriptie, waren veel kerkelijke gemeenten sowieso niet meteen genegen om de burgerlijke gemeenten hierin terwille te zijn. Dat bleek allereerst in Appingedam, waar de maire niet alleen het doopregisters opeiste, maar ook het begraafboek (lang niet alle jongens, in 1789 geboren, leefden immers nog). De hervormde kerkeraad weigerde deze bescheiden af te geven, met als argument dat in de prothocollen ook handelingen van de kerkeraad voorkwamen, die de burgerlijke overheid niet aangingen. De maire klaagde hierover bij de prefect, die op 31 augustus besloot om de afgifte van de geboorte- en doopregisters verplicht te stellen. Wel mochten de kerkeraden er hun handelingen uithalen, zolang dat maar niet ten koste ging van de opgeëiste lijsten.

Door een artikel van J.P. Koers in het deze week verschenen nummer van Duvekoater, het blad van de Historische Vereniging Scheemda e.o., weten we hoe het vervolgens in de gemeente Scheemda ging. Daar gelastte maire Harm Hesse de predikanten hun doopboeken in te leveren. Die van het hoofddorp Scheemda gaf het zonder mankeren, die van Westerlee sneed enige bladen over 1789 uit zijn prothocol, wat volgens hem voldoende moest zijn, maar die van Eexta of Nieuw-Scheemda weigerde botweg en wilde slechts een afschrift geven, wat overigens conform de gedragslijn was die de classis Winschoten voorstelde. Uiteraard kon er met ongewaarmerkte afschriften allerlei fraude gepleegd worden, en de maire accepteerde die copieën dan ook niet. Bij de prefect drong hij aan op nadere regelgeving.

De prefect gaf deze op 23 september 1811. Hij bepaalde nu dat “alle registers van doop, huwelijk, versterf, (..) in originali” moesten worden ingeleverd. Voor het eerst was er dus ook sprake van de trouwboeken, waarbij de achterliggende gedachte zal zijn geweest, dat veel jongens naderhand door huwelijk in andere plaatsen kwamen te wonen. Van Scheemda weten we, dat deze nieuwste richtlijn het pleit beslechtte, want maire Hesse noteerde er eind oktober tevreden dat alle doop-, trouw- en begraafboeken er keurig waren afgegeven. Weerspannigheid was er nog wel in Ezinge, waar de predikant ondanks de richtlijn toch nog een afschrift inleverde. Maar in het algemeen bleek de overdracht nu afdoende geregeld, ook al gaven sommige kerkelijke gemeenten zo weinig mogelijk af, terwijl andere scheutiger waren dan nodig.

Binnen een paar maanden was het pleit dus beslecht. Misschien wel een beetje verwonderlijk in onze ogen, want in onze tijd zou deze kwestie tot enorm veel burgerlijke ongehoorzaamheid hebben geleid. Destijds stond men echter betrekkelijk argeloos en weerloos tegenover het staatsapparaat met zijn nieuwe bureaucratie, en bovendien waren veel predikanten voor hun tractementen afhankelijk van de staat, wat de neiging om toe te geven niet kleiner zal hebben gemaakt.

Bronnen:
– Inleiding op RHC Groninger Archieven, toegang 124 (inventaris Burgerlijke Stand retro-acta 1596-1877)
– J.P. Koers – De familieregering Stheeman aan de wieg van de gemeente Scheemda, Duvekoater 48 (november 2011), 19-20

Aangiften in de kroeg

10 donderdag nov 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren

≈ 1 reactie

Al eerder is hier gewezen op het feit, dat menig gemeentehuis in de negentiende eeuw in een herberg zat. Het Nieuws van den Dag van 16 februari 1881 verbaasde zich erover, hoeveel van dergelijke gemeentehuizen er nog in het Westerkwartier waren:

“In de prov. Groningen is het geenszins eene bijzonderheid, dat het raadhuis eener gemeente in eene herberg is gevestigd. De volgende gemeenten in die provincie grenzen aan elkander en hebben allen het huis voor de beraadslagingen hunner vroede mannen in eene herberg: de Leek, Marum, Grootegast, Grijpskerk, Zuidhom, Aduard en Hoogkerk.”

(Toevalsvondst.)

’t Was wel mien laifste opa!’

04 maandag jul 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Starten met onderzoek

≈ Een reactie plaatsen

In de nieuwste editie van het Groningse digitale tijdschrift Kreuze gaat Beno Doedens in op zijn werkzame leven als ambtenaar burgerlijke stand en bevolkingsregister in de gemeenten Termunten en Oude Pekela. Hij was er

"de man dij de akten kloar muik en inschreef."

Over de bevolkingsadministratie legt Doedens helder uit dat die net als de registratie van geboorte, huwelijk en dood al begon in 1811, maar dat in de eerste jaren nadien de bevolkingslijsten niet werden bijgehouden met verhuizingen, een lacune waarin op het platteland eerst vanaf 1850 werd voorzien. De nieuwe gemeentewet van die tijd schreef bijvoorbeeld voor dat ook in dorpen en gehuchten de huizen genummerd moesten worden:

"En wel der in dij hoezen woonde wer deur de gemaintesiktoares en zien ambtenoaren sekuur opschreven. Aale leden van t gezin kregen n blad in n groot bouk. Inwonende dainstboden kregen een apaart bouk, het dainstbodenregister, net as bewoners van gestichten en aarmhoezen."

Deze administratie bleef in opzet niet altijd gelijk, aldus Doedens. Vanaf 1920 werden de boeken vervangen door losse gezinskaarten en in 1938 kreeg elke inwoner een eigen persoonskaart. Ook van elke woning kwam er een woningkaart met daarop de bewoners van het huis. Dat alles vormde samen  het Bevolkingsregister. En het werk dat erbij kwam kijken qua mutaties (geboorte, dood, verhuizingen) noemde men de bevolkingsboekhouding, die overigens door de komst van de computer ook weer anders ingericht is. Voordat men nu op internet gaat kijken naar bevolkingsregisters: weliswaar zijn deze tot 1938 openbaar, maar helaas moet je er vaak nog voor naar gemeentehuizen, omdat de registers van veel plattelandsgemeenten nog niet op het internet staan.

Doedens mag dan al jaren gepensioneerd zijn, als genealoog is hij een groot liefhebber van computer en internet, zo vertelt hij in Kreuze. Van zijn eigen voorouders en verwanten heeft hij nu een database met ruim 7000 namen. Wat wel vaker wordt geconstateerd: ergens blijken we allemaal familie van elkaar. Zo ontdekte Doedens dat zijn oud-klasgenoot, kameraad, en scheidend Kreuze-redacteur Jan Blaauw aan hem verwant is. Wat ook geldt voor zijn voornaamgenoot Beno Hofman, de bekende stadshistoricus van Groningen:

"k Heb hom ais een stroombraifke stuurd om te vroagen woar hai zien veurnoam aan te danken het.  En joa heur, wie hebben Hindrik Benes Bulthuis oet Heveskes as gezoamenlieke veurolder. Dat was al veur de Fraanse tied."

Maar zijn genealogische onderzoek had voor Doedens nog een verrassing in petto. Hij kwam aan de weet dat zijn vader en diens stiefvader achterneven waren. Of er bij het tweede huwelijk van opoe sprake was van een verboden graad van bloedverwantschap vertelt Doedens er niet bij, maar door toedoen van sprookjes hebben stief(groot)ouders vaak ten onrechte een slechte naam, zo blijkt maar weer:

"t Was wel mien laifste Opa!"

Naschrift 6 juli 2011:

Van Beno Doedens ontvingen we nog de volgende aanvulling:

"Wat de verboden graad van bloedverwantschap betreft tussen mijn vader en zijn stiefvader: het waren achterneven in de mannelijke lijn. In feite was zijn stiefvader zijn oud-oom, als het zijn oud-tante was geweest, dan was er een huwelijksverbod geweest, eentje overigens die door dispensatie door de Koning wegens "gewichtige redenen" (en dat gewichtig is dan te lezen als eentje van gemiddeld 5 tot 7 pond, zeg maar zwangerschap) kon worden opgeheven. In het algemeen bestonden huwelijksbeletselen tussen bloed- en aanverwanten waaruit nakomelingenschap kon worden verwacht, maar deze konden door dispensatie worden opgeheven."

Smokingrel in Nieuweschans

20 woensdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Dat de ambtskledij van ambtenaren burgerlijke stand aanleiding kan geven tot emotionele toestanden, blijkt uit een gevalletje te Nieuweschans, anno 1976. Hoewel dat gevalletje, dat zich voordeed in de komkommertijd, ook wel wat opgeklopt werd door de pers.

In augustus van dat jaar deed burgemeester Koek van Nieuweschans het voorstel aan de  gemeenteraad, om een nieuw kostuum aan te schaffen voor de nieuwe ambtenaar van de burgerlijke stand. Het vorige kostuum, een smoking, was namelijk meegenomen door de vorige trouwambtenaar, die sinds een jaar in Geertruidenberg werkte. Deze Krebbers, aldus de burgemeester, had zich de smoking “toegeëigend”.

Deze enigszins ongelukkige woordkeus leidde tot verbolgenheid bij Krebbers, die vanuit het verre Geertruidenberg liet weten dat de smoking aan hem persoonlijk was geschonken, en niet aan de gemeente. Dat was gebeurd bij een gemeentelijk werkbezoek aan een Duits confectiebedrijf dat onder meer smokings fabriceerde. Bij diezelfde gelegenheid had de burgemeester afgezien van een soortgelijk cadeau. Krebbers peinsde er niet over om het kostuum af te staan, want raadsleden hadden hem laten weten dat hij het houden mocht. Vanwege de suggestie dat hij de smoking had gestolen, overwoog hij zelfs gerechtelijke stappen.

In Nieuweschans waren de rapen gaar. Raadsleden, met de fractie van de PvdA voorop, wilden dat de oud-ambtenaar gezuiverd werd van alle blaam. IJlings voegden B&W nog de woorden “niet wederrechtelijk” toe aan het raadsvoorstel, dit voorafgaand aan het woordje “toegeëigend”. Bovendien bood het college Krebbers zijn excuses aan voor de diefstal-suggestie. Het gemeentebestuur bevestigde uitdrukkelijk, dat het pak niet aan de gemeente, maar aan Krebbers was geschonken. En daarmee was de smokingrel de wereld uit. 

                                                                                      Harry Perton

Huwelijksafkondiging

14 donderdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Tot 1987 hingen alle voorgenomen huwelijken nog in vitrinekastjes bij de gemeentelijke secretarieën. Met de namen van de huwelijkspartners, hun leeftijden, woonplaatsen, beroepen en gegevens over eventuele eerdere huwelijken. Deze openbaarheid was bedoeld om eventuele bezwaarmakers tegen trouwplannen de mond te gunnen. Niet dat zich vaak mensen met bezwaren kwamen melden, in de gemeente Groningen bijvoorbeeld, gebeurde dat slechts eens in de drie, vier jaar. Het kastje achter de ruiten van het ‘nieuwe’, witte stadhuis (de afgebroken witte flat van Vegter) werd hier amper bekeken en gold als een relict uit vervlogen tijden.

Inderdaad was de huwelijksafkondiging eeuwenoud. Vanaf de Middeleeuwen vond ze, net als de huwelijken zelf, aanvankelijk steeds in kerken plaats. Als een paar zich aanmeldde om te trouwen, dan kondigde een priester of predikant vooraf op drie achtereenvolgende zondagen hun huwelijk af. Dit gebeurde zowel in de parochiekerk van de bruid, als die van de bruidegom. Met elkaar heetten deze afkondigingen ook wel de ‘proclamata’. Als deze periode voor een stel begon, heette het ook wel dat dit stel ‘de geboden inging’, terwijl het tijdens deze periode ‘onder de geboden stond’. Helemaal zeker is het niet, maar waarschijnlijk hangen deze uitdrukkingen samen met het gebod aan de aanstaande partners, om de godsdienstoefeningen op deze dagen bij te wonen.

In 1724 werd in de stad Groningen deze huwelijksafkondiging onderworpen aan een nadere regelgeving, waardoor de overheid aan invloed won ten koste van de kerk. Alle aanstaande huwelijksparen moesten zich in principe persoonlijk komen melden bij de ‘commissarissen der huwelijkse zaken’, die hiertoe op zaterdagavond vergaderden in de Weeskamer. Als er een boedelscheiding vanwege de eventuele voorkinderen was geweest en er geen sprake was van verboden graden van bloedverwantschap etc., dan gaven deze functionarissen toestemming voor de huwelijksproclamaties met een briefje aan de eveneens aanwezige kosters van de drie hoofdkerken. Deze schreven op hun beurt de namen op de briefjes over in de proclamatieboeken, waaruit de predikanten op zondagen vanaf de kansels die namen van de bruisparen in spe voorlazen. Als een huwelijkspartner nog geen drie jaar in de stad woonde, dan vonden er ook afkondigingen plaats in in zijn of haar geboorteplaats en/of de plaats waar hij of zij langdurig verblijf had gehouden. Daarvan moesten dan verklaringen worden ingeleverd, en als die ontbraken, ging het hele feest niet door. In 1725 werd, waarschijnlijk na een flagrante overtreding, deze regel zelfs nog even aangescherpt door de bepaling dat degenen die weigerden de proclamata of geboden te laten aantekenen, vervallen waren van alle voorrechten die burgers en ingezetenen genoten.

Er werd oudtijds dus veel waarde gehecht aan de huwelijksafkondiging. Bij de instelling van het burgerlijk huwelijk in 1811 werd de procedure ook gewoon overgenomen, met dien verstande dat de bekendmaking van de voorgenomen huwelijken sindsdien steeds op twee achtereenvolgende zondagen voor de deur van het gemeentehuis plaatsvond. Nieuwsgierige aagjes op het platteland moesten vanaf toen dus niet meer in de kerk zijn, maar voor de kroeg, waarin het gemeentehuis ondergebracht was.

In 1913 werd de mondelinge afkondiging afgeschaft, en vervangen door een schriftelijke in mededelingenkastjes van gemeentes. Al in 1980 kreeg het Ministerie van Justitie het advies om dit af te schaffen, een advies waar de vereniging van burgerlijke standsambtenaren het naderhand hartgrondig mee eens was. Men vond de huwelijksafkondiging uit de tijd, omdat men op basis van het huwelijksregister zelf wel kon nagaan of iemand huwelijksbevoegd was of niet. Zwaarwegende redenen voor de afschaffing vormden vooral de privacy en de kosten die met de procedure gemoeid waren.

                                                                                          Harry Perton

Formaliteiten (1940)

14 donderdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Dood, Geboorte, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Geboorte

“Van elke geboorte (ook van levenloos ter wereld gekomenen) moet binnen drie dagen na de bevalling aangifte worden gedaan bij den Ambtenaar van de Burg. Stand in de plaats, waar de geboorte is geschied.
De aangifte moet geschieden door den vader of bij ontstentenis van dien, door dokter of vroedvrouw.
In de door den ambtenaar opgemaakte geboorte acte wordt datum, uur en plaats der geboorte vermeld, benevens de voornamen van het kind, de voornaam, namen, beroep en woonplaats van de ouders en van den aangever.
Van een onwettig geboren kind mag den naam van den vader niet worden vermeld, tenzij de vader het kind erkent.
De geboorte acte wordt door den ambtenaar en den aangever onderteekend.”

Commentaar:
Dit spreekt allemaal vanzelf. Interessant is of er ook akten zijn van buitenechtelijk geboren kinderen, die toch meteen al door hun vaders worden erkend. Zo’n akte zijn we nog niet tegengekomen. Wel gebeurt het redelijk vaak dat kinderen op een later tijdstip bij een huwelijk worden erkend. Waarbij de nieuwe vader nog niet de biologische vader hoeft te zijn.

Ondertrouw en huwelijk

“Zij, die een huwelijk wenschen te sluiten moeten daarvan aangifte doen bij den ambtenaar van den Burg. Stand in de woonplaats van een der partijen. Deze aangifte kan zoowel mondeling als schriftelijk geschieden. Bij mondelinge aangifte teekenen de bruid en bruidegom in het register. Het voorgenomen huwelijk wordt aldaar afgekondigd door den ambtenaar van den Burg. Stand, die er een acte van opmaakt, welke wordt ingeschreven in het register van huwelijks aangifte.
Behalve deze ingeschreven acte zal de ambtenaar een kennisgeving doen aanplakken aan het gemeentehuis op een Zaterdag vóór de voltrekking van het huwelijk. (14 dagen tevoren indien de a.s. echtlieden in dezelfde gemeente wonen, drie weken tevoren indien zij in verschillende plaatsen wonen).
Deze aankondiging (onder de geboden hangen) heeft ten doel gelegenheid te geven tot het te berde brengen van bezwaren tegen het voorgenomen huwelijk door personen, die mennen hiertoe gerechtigd te zijn.
Het huwelijk wordt voltrokken door den ambtenaar van den Burg. Stand in het openbaar in het gemeentehuis van de woonplaats van bruid of bruidegom.”

Commentaar
De huwelijksafkondiging, een eeuwenoud gebruik, is in 1987 afgeschaft. Ongetwijfeld zijn er huwelijken tegengehouden en heeft dat ook tot processen geleid. Graag zouden we een verhaal over zo’n zaak op dit weblog hebben. Dus wie er een weet…

Dood

“De teraardbestelling van een lijk dient volgens de wet te geschieden tusschen 36 uur en 5 dagen na overlijden. Voor een begrafenis heeft men noodig: schriftelijk verlof van den ambtenaar van den Burg. Stand, welk verlof verkregen wordt na overlegging van de verklaring van overlijden afgegeven door den behandelenden geneesheer. Bij gebrek aan een zoodanige verklaring gaat doodschouw vooraf.
Bij vermoedens van onnatuurlijken dood behoeft men de schriftelijke toestemming van den Officier van Justitie of van den Rechter Commissaris.
Bij ontbreken van nabestaanden of instellingen (armbestuur), die hiervoor in de termen vallen, zorgt de Burgemeester voor de begrafenis van een overledene.
Voor alle bij een begrafenis noodige formaliteiten wordt door den begrafenisondernemer gezorgd.”

Commentaar
Over de doktersverklaringen hebben we het hier al eens gehad. Een verhaal over een geval waaraan de Officier van Justitie te pas kwam staat nog op stapel. Bemoeienis van burgemeesters zal vooral kunnen blijken uit oude gemeente-archieven.

—

Bron van de citaten: Amy Groskamp – Ten Have, Hoe hoort het eigenlijk, de vierde druk uit 1940, die ook ingaat op allerlei uitzonderingen en bijzondere situaties.

Togakwesties

08 vrijdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Grappig, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Het was op 12 november 1987 voorpaginanieuws bij het Nieuwsblad van het Noorden. Onder de honoraire ambtenaren van de burgerlijke stand der gemeente Groningen was een oproer uitgebroken. De gemeente had voor de huwelijksvoltrekkingen toga’s aangeschaft in de nieuwe gemeentelijke huisstijl (die met de gestyleerde G in een circel). Maar de trouwambtenaren, onder aanvoering van het VVD-raadslid Geert Otten, weigerden deze toga’s te dragen! De nieuwe toga’s hadden namelijk geen epauletten met het Groninger stadswapen op de mouw. En zo zouden de trouwambtenaren op de talrijke trouwfoto’s niet als ambtenaar herkenbaar zijn.

Toen hun oproer eenmaal de raadszaal bereikte, besefte het college van B&W dat het de trouwambtenaren een “buitengewoon groot onrecht” had aangedaan. ”We gaan dit tot op de bodem uitzoeken”, aldus een wethouder. Voorlopig mochten de trouwambtenaren hun oude, “tot op de draad versleten” toga’s blijven dragen.

Afgaande op de deplorabele staat der toga’s anno 1987 moet er bijzonder intensief getrouwd zijn in de jaren zeventig. Want de oude toga’s, zo blijkt uit een dossier in het Groninger gemeente-archief, waren slechts zestien jaar eerder aangeschaft.

Maar laten we bij het begin beginnen, want de toga-kwestie wortelde in een nog veel verder verleden. Al in 1951 bleken bij een enquête de meningen van de stad-Groninger trouwambtenaren over hun ambtskledij dermate verdeeld, dat het toenmalige college van B&W ze alleen nog maar durfde te vragen om in het zwart te verschijnen:

“Zij zijn vrij in het gebruik van een zwart costuum, een jacquet (…) of een toga.”

Een jacquet was in de stad Groningen niet bepaald populair, geen van de honoraire ambtenaren burgerlijke stand droeg die hier, terwijl zo’n kledingstuk in Amsterdam, Den Haag, Enschede en Tilburg verplicht was. Juist omdat de Groninger trouwambtenaren zo verdeeld dachten over kostuums en toga’s, ontvingen ze een onkostenvergoeding voor hun ambtskleding. Deze kleding kregen ze dus niet van gemeentewege verstrekt, maar schaften ze zelf aan.

Eind 1970 wilde een nieuweling huwelijken gaan sluiten in een afwijkend gekleurd, namelijk donkerblauw kostuum. Bruidsparen hadden dat maar te accepteren, vond hij. Hij zag liever van de functie af, dan dat de gemeente hem het geld voor een zwart pak voorschoot. Binnen de gemeentelijke afdeling burgerlijke stand bestond er echter bezwaar tegen om hem de gewenste vrijheid te vergunnen. Een van de trouwambtenaren moest qua kleding niet uit de toon gaan vallen ten opzichte van de andere, vond men. Uiteindelijk hield de gemeente toen opnieuw een enquête onder de honoraire ambtenaren met als kernvraag of ze er prijs op stelden dat de gemeente enkele toga’s zou gaan aanschaffen. Dit voorstel leverde een bescheiden meerderheid onder de trouwambtenaren op: twintig waren ervoor en vijftien ertegen. Dertien dachten de aangeschafte toga’s ook te gaan dragen, terwijl dertien andere daar helemaal niet aan wilden. Omdat hieruit bleek dat de toga’s bij de helft van de ongeveer 1500 huwelijksvoltrekkingen per jaar zouden worden gebruikt, besloot de gemeente 5000 gulden uit  te trekken voor vijf toga’s, tien beffen, een klerenkast, een kleerborstel en een passpiegel.

Voor de vier herentoga’s koos zij voor een lichtgrijze stof met een afzetting van zwart fluweel, terwijl het ene exemplaar voor de dames lichtblauw werd met donkerblauwe garnering. Deze toga’s – dus nog mèt het stadswapen – zouden worden gemaakt bij het herenkledingbedrijf L. de Vries Hzn. in de Brugstraat, want die was met zijn gespecialiseerde dove kleermaker al de toga-leverancier van ettelijke gemeenten.

Jaren later zou blijken dat sommige Groninger trouwambtenaren de toga’s weigerden te dragen, o.a. “omdat men er soms vies van is”:

“Weliswaar worden de toga’s regelmatig gereinigd, doch dat neemt niet weg dat het, gezien het beperkte aantal, vrij frequent voorkomt dat een ambtenaar Burgerlijke Stand een toga moet gebruiken die even tevoren door zijn of haar collega is benut. Het materiaal, waarvan de toga’s zijn vervaardigd, wasemt nauwelijks uit, zodat de toga’s reeds na enkele keren gebruik minder hygiënisch zijn. Versnelde reiniging leidt tot snellere slijtage en biedt bovendien onvoldoende uitkomst…”

Daarom schafte de gemeente Groningen toen nogmaals enkele toga’s aan.

Overigens weigerden ambtenaren van de burgerlijk stand ook nog wel eens een toga te dragen omdat die afstand schiep en een autoriteit van ze maakte

Net als in de stad Groningen waren (en zijn) in de meeste gemeente op het Groninger platteland, zoals Hoogkerk (voor 1969), Stadskanaal, Haren en Slochteren toga’s met gemeentewapens in gebruik.

                                                                                   Harry Perton

—

Bron die niet op internet staat: RHC Groninger Archieven, archief secretarie Groningen 1965 – 1987 (toegang 1968), dossier 1.755.22 m.b.t. de ambtskleding van de honoraire ambtenaren burgerlijke stand.

Burgerlijke stand uit de krant

05 dinsdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Starten met onderzoek

≈ 2 reacties

Bovenstaande grafiek (die te vergroten is als je erop klikt) toont hoe vaak in de periode 1968 – 2010 het vaste woordenpaar “burgerlijke stand” per jaargang voorkwam in het Nieuwsblad en het Dagblad van het Noorden, in beide gevallen de meest gelezen krant in de provincie Groningen. Opvallend is de afname in de frequentie tussen 1968 en 1986. Na 1999 lijkt het woordenstel weer veel vaker te worden gebruikt.

Lijkt, want de schijn bedriegt hier een beetje. Vanaf 1999 wordt menig artikel namelijk meermalen genoemd in de database, soms tot wel tien maal toe. Waarschijnlijk hangt dit samen met het editiestelsel. Ook heeft de krant dan een lezersforum, waarvan een vaste deelneemster ambtenaar van de burgerlijke stand is. Zonder deze verschijnselen zouden de pieken na 1999 een stuk minder hoog geweest zijn. Toch is “burgerlijke stand” dan wel degelijk ook meer in het nieuws dan voordien, men denke dan aan de geboorte en aangifte van een stuk of wat prinsesjes, aan Imca Marina als ambtenaar van de burgerlijke stand in Midwolda, en, last but not least, het homohuwelijk en de bijkomende discussies over ‘weigerambtenaren’.

Wat ons hier vooral interesseert is echter de duikeling in de jaren zeventig. Die werd vooral veroorzaakt, doordat per 1 juli 1976 de rubriek met de burgerlijke standsgegevens van de gemeente Groningen uit het Nieuwsblad verdween. Hoewel de lijsten van ondertrouwden, getrouwden, bevallen echtparen en gestorvenen “door velen met gretigheid” werden gelezen, vond de gemeente Groningen het niet langer verantwoord deze gegevens collectief aan derden te verstrekken. Daarom zei ze de abonnementen op, die niet alleen kranten, maar ook bruidsfotografen, verzekeringsagenten en felicitatiediensten op deze gegevens hadden.

Het gemeentelijke besluit vloeide uiteraard voort uit de grotere aandacht voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer oftewel privacy, een woord dat in de jaren zestig gangbaar werd en sindsdien grote opgang heeft gemaakt. Men denke ook aan de trammelant die gepaard ging aan de volkstelling van 1971, tevens de laatste volkstelling die ooit in Nederland gehouden is.

Dat het Nieuwsblad van het Noorden de burgerlijke standsrubriek moest stopzetten, betekende intussen de breuk met een zeer lange traditie. Al vanaf het tweede nummer, daterend van 6 juni 1888, had deze rubriek in de krant gestaan, eerst met gegevens uit de stad Groningen alleen, maar al vrij gauw gevolgd door die van Haren. De Winschoter Courant bevatte in 1880 zelfs al de burgerlijke standsgegevens uit de Oldambster gemeenten. Hoe zo’n rubriek ontstond, is mooi te zien aan de Leeuwarder Courant, die nog langer bestond. Tot 1864 gaf deze krant in  een paar regeltjes statische informatie over de aantallen geboortes, huwelijken en sterfgevallen , maar vanaf begin 1864 plaatste zij lijsten met namen van bevallen vrouwen (tenzij het om ongehuwd moeders ging), ondertrouwde en getrouwde stellen.

Groningen was als grote stedelijke gemeente een van de eerste die de verstrekking van collectieve burgerlijke standsgegevens aan kranten staakte. Op het platteland gingen gemeenten daar veel langer mee door. Zo bevat de Leekster Courant in 1982 nog de gegevens van gemeenten uit het Westerkwartier, terwijl het dorpsblad van Warffum anno 1988 nog een dergelijk hoekje had. Waar de akten zelf nog niet openbaar zijn, kan een genealoog dus ook in dergelijke rubriekjes gaan zoeken, als de woonplaats van de gezochte personen tenminste bekend is.

← Oudere berichten

Met medewerking van:

  • RTV Noord
  • Groninger Museum
  • GAVA
  • NGV afd. Groningen
  • RHC Groninger Archieven

Categorieën

  • aankondigingen
  • ambtenaren
  • Beroemd
  • Berucht
  • Bijzonder
  • Dood
  • Geboorte
  • Grappig
  • Huwelijk
  • Rare namen
  • Religie
  • soldaten
  • Starten met onderzoek
  • Uitzending gemist
  • Uncategorized
  • Vergissingen

Archief

  • maart 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010

Blog Stats

  • 67.309 hits

Meta

  • Registreren
  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.com

Blog op WordPress.com.

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Loket voor lief en leed
    • Doe mee met 32 andere volgers
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Loket voor lief en leed
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Deze inhoud rapporteren
    • Site in de Reader weergeven
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen
 

Reacties laden....