• Een militair als voorvader
  • Familienamen: van Klöne naar Kluin en Klune
  • Over dit weblog
  • Trouwen en scheiden, landelijk beeld vanaf 1950

Loket voor lief en leed

~ 200 jaar Burgerlijke Stand

Loket voor lief en leed

Categorie Archief: Bijzonder

Anna, de zoon van

10 dinsdag jan 2012

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Dood

≈ Een reactie plaatsen

In het overlijdensregister van Sappemeer over 1863 bevindt zich de merkwaardige aangifte dat de bijna twee jaar oude Anna Kuipers, “zoon van Jan Kuipers en Naatje Montezinos” gestorven is.

Anna, de zoon van. De fout is nooit opgemerkt, want er ontbreekt een herstellende notitie in de marge van de aangifte, zoals we die bij andere abusievelijke aangiften wel aantreffen.

De oorzaak van de fout is niet moeilijk te raden. De aangifte werd op Oudejaarsdag gedaan door   twee oude mannen, onder wie een gemeenteveldwachter. Vermoedelijk hebben ze tijdens het antichambreren in herberg Het Gemeentehuis het een en ander genuttigd.

Met dank aan Jakob Franken.

Onze man in Yokohama

10 zaterdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Bijzonder, Huwelijk

≈ 4 reacties

Het was een huwelijk “naar den vorm, welke in Japan gebruikelijk is”, dat van Shime Nakaoka en Menno Simon Wiersum, voltrokken op 18 maart 1919 te Yokohama. Kwam de bruid uit Nagasaki, Wiersum was van origine een Groninger. In de week na hun huwelijk werd de Japanse huwelijksakte gewaarmerkt en vertaald op het Nederlandse consulaat in Yokohama. Sinds eind augustus 1921, toen de gemeente Groningen het huwelijk registreerde, bevinden de originele rijstpapieren akte (zie boven) èn de Nederlandse vertaling zich als bijlagen bij het Groningse huwelijksregister. Kort geleden was het curieuze Japanse stuk nog te zien op een expositie in de Fraeylemaborg. Het is waarschijnlijk een van de weinige huwelijksakten, die uit het vooroorlogse Yokohama bewaard gebleven zijn.

Wiersum stond in 1921 te boek als “kantoorbediende”. Hij was in 1878 geboren in Kantens als oudste zoon van een pelmulder die in 1890 met zijn gezin naar de stad Groningen verhuisde om daar commissionair te worden. Volgens de bevolkingsregisters woonde het gezin hier op het adres Rabenhauptstraat 27. In maart 1900 vertrok de jonge Wiersum, dan nog klerk, vanaf dat adres naar Hamburg. Gezien zijn latere loopbaan, zal hij in de Duitse havenstad op een handelskantoor werkzaam zijn geweest. Hij trad dus min of meer in de voetsporen van zijn vader.

Waar Menno Simon Wiersum in de Eerste Wereldoorlog verbleef is onbekend. Nadien vinden we hem terug in Japan. Afgaande op de overlijdensadvertenties voor zijn vader (eind 1920), zijn zuster (eind 1930), zijn broer (maart 1958) en hemzelf (augustus 1960) bleven zijn Japanse vrouw en hij kinderloos en zijn ze altijd in Yokohama blijven wonen.

Yokohama was indertijd al een belangrijke haven. Werkte Wiersum in 1921 nog in loondienst, in 1923 noemt de NRC hem “leidend directeur van de naamloze vennootschap MS Wiersum & Co. Ltd.”:

“Dit is eene Nederlandsche firma van zekere betekenis in Jokohama. Naast import- en exportzaken heeft zij het agentschap van de Java-China-Japanlijn en als zodanig ook van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, den Rotterdamschen Lloyd en de Holland-Oost-Azië-Lijn.”

Op de Java-China-Japanlijn voer om de twaalf dagen een paketboot tusssen Java en de Japanse havenstad. Wiersum hield zich dus bezig met de bevrachting hiervan. Naast de genoemde lijndiensten en scheepvaartmaatschappijen was hij in 1924 nog agent voor een onderneming die in Sabang op Noord-Sumatra kades en droogdokken exploiteerde en schepen voorzag van kolen en vers water.

Wiersum lijkt snel in goede doen te zijn geraakt, maar maakte zich ook verdienstelijk, want in 1923 werd hij benoemd tot ridder in Oranje Nassau. Dat gebeurde vlak voor de verschrikkelijke aardbeving die Yokohama trof.

Op zaterdag 1 september van dat jaar “golfde de aarde  als een zee”. Talloze huizen, maar ook de haven, de dokken en schepen werden vernietigd. Overal ontstonden branden die ook nog eens aangewakkerd werden door een tyfoon, zodat Yokohama veranderde in één grote brandende puinhoop. Naderhand brak er bovendien een cholera-epidemie uit, zodat de ramp qua opeenstapeling leek op die van maart 2011, die ons vers in het geheugen ligt. Maar die van 1923 kostte veel meer levens – de schatting van het aantal doden loopt uiteen van 100.000 tot 140.000, onder wie ettelijke Nederlanders.

Wiersum zat aan zijn schrijftafel toen de eerste aardschok zich aandiende. Door razendsnel onder die tafel te duiken, ontsnapte hij aan de dood  Hij komt in enkele krantenverslagen voor, zoals het ooggetuigenverslag van Johannes Bode. Volgens Bode bevonden zowel Wiersum als diens jongere broer zich de dag na de aardbeving veilig aan boord van de Tjisalak, een middelgroot schip van de Java-China-Japan-Lijn. De jongere broer had zijn gezin bij zich, maar de vrouw van Menno Simon was nog aan de wal, naar hij hoorde in Bluff Garden, een parkje vlakbij hun woonadres. Daar heeft hij haar opgehaald. Volgens Bode, die meeging, was

“…het huis van den ouden Wiersurn voor het grootste gedeelte naar beneden getuimeld. Toen we daar waren, was het precies 12 uur, dus 24 uur na de aardbeving en juist op dat moment kregen we weer een flinke aardbeving. Nog overeind staande stukken muur hier en daar gingen tegen don grond, alles wiebelde. Overigens beefde het die eerste dagen bijna aan één stuk door, doch ’t waren meerendeels kleine schokken. Voorbij het huis van den oudsten Wiersum was de weg voor een groot deel verzakt en Wiersum en Kuiper wildon niet verder. Ik ben toen nog even ovor het onbebouwde stuk land naast Wiersum’s huis geloopen naar het weggetje (…), doch naar beneden gaan dorst ik ook niet meer, dat was te gevaarlijk. Het was er alles één groote verbrande massa, verder kon ik er niets ontdekken…”

Toen Bode terugkeerde bij het uitgangspunt van de tocht, waren onder andere “de oude Wiersum en mevrouw reeds met de sloep naar boord teruggekeerd, omdat de olie, die op het water in de haven dreef, was gaan branden”. Uiteindelijk lukte het Bode toch weer aan boord te komen van de Tjisalak, net als alle nog levende Nederlanders uit Yokohama, maar ook “hopen Duitsers, Italianen en Engelsen”, 250 Chinezen en 600 Japanners. Het moet aan boord tamelijk druk zijn geweest…

De aardbeving beroofde de Nederlandse consul in Yokohama eveneens van het leven. In december 1923 werd Wiersum, wiens handelskantor intussen alweer open was, in diens plaats aangesteld als vice-consul. Getuige de Staatsalmanakken uit de jaren 1923-1929 werkte Wiersum zelfstandig op deze eenmanspost, zij het onder supervisie van de consul in Kobe. Omdat het een functie “zonder bezwaar van ’s Lands schatkist” betrof, kreeg hij geen tractement. Toch ging het ook weer niet bepaald om vrijwilligerswerk, want de Nederlandse staat betaalde sinds 1921 vrij royale onkostenvergoedingen voor de post in Yokohama: ruim 3000 gulden aan een vice-consul en bijna 5000 aan een consul.

Natuurlijk moest Wiersum daar wel wat voor doen. Om te beginnen was het consulaat geheel vernietigd bij de brand die op de aardbeving volgde. Omdat de Japanse brandverzekering bij aardbevingen niets uitbetaalde, moest Wiersum vervangende nieuwbouw zien te regelen op kosten van de staat der Nederlanden.

In zijn functie van vice-consul trad Wiersum tevens op als ambtenaar van de Burgerlijke Stand voor de Nederlanders in Yokohama. Nu was het hele consulaatsarchief verloren gegaan bij genoemde brand.en daarmee ook de dubbelen van de geboorte-, huwelijks-, echtscheidings- en overlijdensregisters. Ongetwijfeld heeft Wiersum bemoeienis gehad met de post die in 1929 op op de staatsbegroting kwam voor het maken van nieuwe dubbelen.

Een jaar eerder kwam keizer Hirohito op de troon, waarvoor op 8 november een vlootschouw in Yokohama werd gehouden. Wiersum zal  zich bij die gelegenheid hebben bevonden op de kruiser Ms. Java die voor enig vlagvertoon vanuit Nederlands-Indië was opgestoomd.

Volgens de Staatsalmanak van 1929 was Wiersum inmiddels tot consul gepromoveerd. Bovendien werd hij eind 1934 Officier in de orde van Oranje Nassau 

In de Staatsalmanak van 1940 heet hij nog steeds consul. Nadien hield het ministerie van buitenlandse zaken op te bestaan, en zullen ook allerlei missies gesloten zijn, omdat de Duitsers dit soort zaken voor de Nederlanders gingen regelen. Waar Wiersum tussen eind 1941, toen Japan Nederland de oorlog verklaarde, en augustus 1945 – bij de Japanse capitulatie – verbleef, is vooralsnog een raadsel. Zijn naam kan je in elk geval niet vinden op een lijst van mensen die in Japan gevangen zaten. Wellicht was hij apart geïnterneerd, misschien zat hij ook wel (onder huisarrest) bij schoonfamilie in Nagasaki. Daar zal hij dan net als de circa 500 Nederlanders in twee naburige gevangenkampen getuige zijn geweest van de atoombom die een eind aan de oorlog zou maken,

Na de oorlog stond er ook in Yokohama bitter weinig overeind, even weinig als na de aardbeving van 1923. Er viel vooreerst weinig te handelen, in het bijzonder voor Wiersum. Pas in 1947 zou de Japanse staat het banktegoed aan de NV Wiersum & Co. teruggeven, waarop hij in de oorlog beslag had gelegd.

De consulaten van Nederland in Japan bleven nog jaren gesloten. Wel noemt de Staatsalmanak van 1948 een Nederlandse Militaire Missie bij het Supreme Command Allied Powers te Tokio. Bij die missie werkte een “Mr. S. Wiersum” als kanselier. Waarschijnlijk is er een vergissing in het spel en ging het om onze onze man uit Yokohama. Bovenaan de ambtelijke agenda stond in deze jaren de berechting van Japanse oorlogsmisdadigers.

Uit Amerikaanse bronnen blijkt dat Wiersum diensten aan de Amerikaanse troepen in Japan verleende. Verder zal hij bemoeienis hebben gehad met de financiele afwikkeling voor de voormalige Nederlandse en Indische krijgsgevangenen in Japanse kampen.

Van 1950 tot 1952 staat hij weer in de Staatsalmanak als consul te Yokahama, waar hij in 1953, toen enkele andere Nederlandse consulaten in Japan weer werden gesloten, opgevolgd bleek door een waarnemer. Hij was toen ook al 75 jaar en mogelijk weduwnaar.

In 1960 overleed Menno Simon Wiersum zelf in Yokohama, betreurd door zijn familie in het verre Groningen. Hij maakte veel ellende mee, en twee fotoportretjes uit de collectie van het Maritiem Museum te Rotterdam getuigen daarvan. Deze zijn zo te zien van na de oorlog en tonen hem dus op latere leeftijd, getekend door het leven, met een merkwaardig scheefgetrokken gezicht.

                                                                                       Harry Perton

Een dubbel erkende vondeling

07 woensdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Geboorte

≈ 1 reactie

De wever Jan van Valen (39) lag in diepe rust op zijn bed, toen hij op 5 augustus 1876 om 1 uur ’s nachts werd wakker gemaakt door iemand buiten zijn huis. Hij stond op, liep naar buiten om te zien wat er aan de hand was en zag op de stoep van zijn woning, die aan de grindweg bij het Doezumertiltje stond, een jongetje liggen:

“…oud naar gissing een of twee dagen, gewikkeld in een wit wollen dekentje met roode strepen, een rood baaijen dito en twee wit katoenen doeken, gekleed met een wit katoenen mutsje, dito jurkje, hemd en navelbandje,  en gebreid wit katoenen borstrokje, en liggende in eene ovaal ronde met bloemen geschilderde houten doos, alles zonder eenig merk of nummer, terwijl hij niemand bij dat kind, of in de nabijheid zijner woning heeft ontdekt. Hebbende het kind geen uiterlijk zichtbaar gebrek, noch op het ligchaam eenig bijzonder vlek of teeken.”

Dezelfde dag nog deed van Valen aangifte bij de Burgerlijke Stand in Grootegast, de gemeente waaronder zijn woonplaats Doezum nog steeds valt. De vondeling werd ingeschreven als Willem van Til, naar het ophaalbruggetje voor de weverswoning. Op verzoek van Van Valen bleef het kind bij hem thuis.

Het geval haalde noch de Provinciale, noch de stedelijke Groninger Courant. Normaliter werd er wel een strafrechterlijk onderzoek ingesteld naar vondelingen, maar als dat hier gehouden is, leverde dat geen moeder op, want het jochie werd drie jaar later onder zijn vondelingennaam erkend door Sjouwktje van Valen, landbouwster te Marum en de jongere zuster van de wever die het jongetje op zijn stoep aantrof. Opmerkelijk is, dat zij tegelijkertijd, in dezelfde akte, een 16-jarige zoon Johannes van haar erkende. Willem was dus niet het enige kind bij deze boerin in huis.

Sjouwktje  van Valen, geboren in 1838 te Marum, kreeg deze zoon als ongehuwde moeder in 1863. Vijf jaar later kreeg ze opnieuw als ongehuwde moeder een dochter, Grietje. Die werd echter al binnen een maand erkend bij Sjouwktjes huwelijk met de boer Roelf Holtrop te Noordwijk, bij wie ze waarschijnlijk al inwoonde als dienstbode. Met Holtrop kreeg ze nog een zoon, die echter in 1874 zou overlijden, nauwelijks een maand later in het graf gevolgd door zijn gelijknamige vader.

Op het moment dat Sjouwktje het vondelingetje Willem van Til in huis opnam, was ze dus weduwvrouw met twee oudere kinderen. Als weduwe zou ze in 1882 nog een dochter, Trijntje, krijgen van een onbekende man.  De aangifte werd bij die gelegenheid echter gedaan door de 41-jarige landbouwer Popke Pantjes, met wie ze in 1894 zou trouwen. Op dat moment was haar dochter Grietje Holtrop al het huis uit, want die trouwde in 1890 met een student. Ook niet meer in huis was waarschijnlijk haar oudste zoon Johannes van Valen, want die trouwde hetzelfde jaar als onderwijzer. De twee overgebleven, schijnbaar vaderloze kinderen, de dan 18-jarige Willem en de 12-jarige Trijntje, werden bij het huwelijk echter beide erkend door Pantjes, wiens naam ze voortaan ook gingen dragen.

En zo kwam het dat de vondeling Willem van Til nergens meer in de bronnen terug te vinden is. Na de dubbele erkenning, eerst door zijn ‘moeder’ (1879) en vervolgens door zijn ‘vader’ (1894) stond hij tot zijn dood te boek als Willem Pantjes.

                                                                                                Harry Perton

Met dank aan Jakob Franken en Harry Timmer.

Een bijbel met familienotities

06 dinsdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Starten met onderzoek

≈ 3 reacties

Naar aanleiding van onze uitzending over de pijpekop waarop de naam van de gebruiker stond, meldde Kees Doesburg uit Gasselte zich met iets soortgelijks, namelijk een statenbijbel.
 
Deze statenbijbel blijkt anno 1818 gedrukt te Amsterdam en bevat voorin vier of vijf losse pagina’s met aantekeningen over enkele generaties van de boerenfamilie Doesburg, die tussen 1818 en 1882 respectievelijk in Harssens onder Adorp en het Onderwierumer en Onderdendamster gedeelte van de gemeente Bedum woonden. Via vererving kwam het stuk in bezit van Kees Doesburg, voor wie het aanleiding vormde om zich bezig te gaan houden met de geschiedenis van zijn familie.

Een van die bladen is hierboven gereproduceerd in een ietwat bewerkte vorm, omdat het origineel nogal donker is. Dit blad betreft Maria Daniëls Doesburg, geboren in 1837 te Harssens, in 1872 gehuwd met de landbouwer Berent Wolvius te Onderwierum, en overleden op Nieuwjaarsmorgen 1884 te Onderdendam.

Twee dingen intrigeren aan deze notitie: ten eerste is dat het woord “testament” en ten tweede de doopdatum van Maria.

De term testament zou kunnen slaan op een boek met de vier evangelies en de zendbrieven waarvan het schutblad los in de bijbel terechtgekomen is, maar ook op een notarieel testament, waarvan het losse blad in de bijbel het omslag was.

Wat betreft de doopdatum valt op de tijd die verliep tussen de geboorte (1837) en de doop van Maria (1858). Ze was 21 toen ze gedoopt werd, rijkelijk laat als het gaat om hervormden of gereformeerden. Volgens Kees Doesburg had de vader van Maria echter doopsgezinde ouders – diens moeder was een Rijkens en stamde uit een familie van Zwitserse mennonieten die nog Riche heette toen ze zich begin 18e eeuw in Sappemeer vestigde. En doopsgezinden lieten zich alleen als volwassenen dopen, ook als ze overgingen tot het hervormde of gereformeerde kerkgenootschap, wat in de 18e en vroege 19e eeuw redelijk vaak gebeurde.

Er zijn wel meer bijbels overgeleverd met aantekeningen van familiegebeurtenissen op de voor- en achterschutbladen en misschien is een relatief groot deel daarvan wel afkomstig van doopsgezinden. Door het niet hanteren van de kinderdoop kon het immers maar zo zijn dat mensen later in het duister gingen tasten wat betreft hun leeftijd. Dan kon je die geboortedata maar beter meteen noteren, dan was je dat voor.

In elk geval kreeg Maria Wolvius-Doesburg geen kinderen. Haar bijbel vererfde via een zijlijn van de familie Doesburg en kwam zo in handen van de man die het boek nu bezit.

Met dank aan Kees Doesburg.

Sunterniklaas, Sinterniklaas, Sint Nicolaas

06 dinsdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Beroemd, Bijzonder, Rare namen

≈ 2 reacties

De echte verjaardag van Sinterklaas, 6 december, is natuurlijk een uitgelezen dag om wat aandacht te schenken aan de noordelijke familie Sunterniklaas, Sinterniklaas, Sint Nicolaas, Sintniklaas, Niklaas en Nicolaas.

Gister schreef Geert Sines op zijn weblog een stukje over de naamgeving van deze familie, die oorspronkelijk bestond uit veenarbeiders en dagloners. Via Lippenhuizen in het Friese Opsterland belandde ze eind 18e eeuw in Leek. Voor 1826 gebruikt ze nog niet de varianten van de familienaam, die dan alsnog aangenomen lijkt. Maar volgens Sines heeft die naam niets te maken met de heilige kindervriend. “Het meest waarschijnlijk is”, schrijft hij, “dat een bijnaam veranderde in een familienaam”.

Waarbij je je kunt afvragen of een herkomst uit Sint Nicolaasga niet in de rede ligt. Van veenarbeiders is namelijk bekend dat ze met de vervening meetrokken en dat lijkt ook wel een beetje het geval bij deze familie.

Zie voor het veel uitgebreidere verhaal en een beknopte genealogie het weblog van Geert Sines.

Geboorte in een stuk groenland

10 donderdag nov 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Geboorte

≈ Een reactie plaatsen

Aldus de Schager Courant van donderdag 17 januari 1889, in een bericht dat ontleend lijkt aan de Nieuwe Groninger Courant van maandag 14 januari. Deze krant was uiteraard wat uitvoeriger dan de Noord-Hollandse over deze curieuze bevalling:

“Een vrouw, die Zaterdagmiddag van een uitstapje naar Drenthe hier ter stede terugkeerde en in hoogst zwangeren toestand verkeerde, bracht op weg naar hare woning even buiten de Oosterpoort in een stuk groenland een welgeschapen zoon ter wereld. Zij wikkelde den jongen Wereldburger in haar voorschoot en wandelde bedaard naar huis.
En nu spreekt men nog van het ‘zwakke’ geslacht.”

Het bericht is enigszins ambigu wat betreft dat “even buiten de Oosterpoort”, wat nog decennialang, ondanks de ontmanteling van de vestingwerken, de aanduiding was van het gebied op de plek van de huidige Oosterpoortwijk. Bedoelde de krant met die aanduiding de plaats van bevalling, het adres van de vrouw, of misschien beide?

Het blijkt de plaats van geboorte te zijn geweest. Volgens het geboorteregister van de stad Groningen zijn er namelijk maar twee jongens geboren op zaterdag 12 januari.  Van de ene, Roelf Otto, heet het dat hij ’s nachts om 1 uur geboren werd. En omdat er op dat tijdstip geen treinen reden, moet het wel gaan om de andere jongen, Harmannus Reinders, die ’s avonds om 9 uur het levenslicht zag.

Deze Harmannus Reinders was zoon van de 23-jarige arbeider Harmannus Adrianus Reinders en diens vrouw, de 22-jarige Jacoba Johanna Francina Romijn. Met twee dochters woonde dit echtpaar volgens de bevolkingsregisters aan de Veulsgang, een straatje dat zich bevindt op de plek van het huidige politiebureau aan de Rademarkt. De route die Jacoba Reinders-Romijn vanaf het station nam, liep dus langs het Verbindingskanaal en over de Oosterbrug. Haar zoon zal ze dan ter wereld hebben gebracht op een lokatie in het huidige Zuiderpark, dat nog lang niet volgebouwd was, hoewel er al wel enkele villa’s stonden.

Overigens kwam de vrouw die haar baby meteen na de geboorte in haar voorschoot nam en er bedaard mee naar huis wandelde, van origine uit de Ommerschans. Kennelijk was niet iedereen die uit deze bedelaarskolonie afkomstig was, even zwak van gezondheid. Opmerkelijk is tevens, dat een arbeidersvrouw als zij zich al een treinreis kon veroorloven. Maar wellicht maakte zij de reis vanaf Assen in een derde klas wagon.

Winschoter arts overlijdt als proefkonijn

24 maandag okt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Dood

≈ 1 reactie

Zoals wellicht bekend, wordt in een overlijdensakte niet de oorzaak van het overlijden vermeld. Als het gaat om moord of een andere bijzondere oorzaak dan geven kranten daarover wel vaak opheldering. Niet alleen lokale of regionale, maar vooral ook landelijke kranten.

Dat was eveneens het geval na het overlijden van dr. Carl Heinrich Otto Albinus Meijer, overleden op 16 maart 1880 in Winschoten.

Op 1 januari 1880 begon de toen 31-jarige Carl Meijer hier zijn praktijk als huisarts. Hij deed dat in Hotel St. Vitus, vlakbij het station, dagelijks van 9 tot 2 uur. Daarvóór was hij vanaf ongeveer 1878 arts in Bunde, net over de Duitse grens waar hij een omvangrijke praktijk had. Het Hotel St. Vitus zou op de plek van het huidige Hotel Royal York (recht tegenover het station) gestaan kunnen hebben. De logementhouder was Geert Berends Klaassens de Grooth die ook postbode was.

In 1879 slaagde Meijer voor het Nederlandse artsexamen zodat hij zich in Winschoten kon vestigen. Hier had hij al gauw veel patiënten, zo’n 50 à 60 per dag. De armen hielp hij gratis en de allerarmsten gaf hij vaak nog reisgeld toe.

Op zondag 14 maart 1880 schreef hij een patiënt uit Beerta o.a. een pijnstillend middel voor met het advies: “nu en dan 20 druppels, langzaam klimmend tot 60 druppels tot de pijn bedaart”. Het middel was “aconitin nitric”. Hij schreef dit regelmatig voor maar altijd met de vermelding dat het preparaat afkomstig moest zijn van Apotheek Friedländer te Berlijn.

Twee dagen later, op dinsdag 16 maart, kwam de vrouw van de patiënt bij dr. Meijer en vertelde dat ze zeer bezorgd was omdat haar man de medicijnen niet verdroeg. Hij had vijf keer met tussenpozen 20 druppels ingenomen en ze telkens weer uitgebraakt. Eén keer bleef het binnen waarop de patiënt doodsbenauwd zou zijn geworden.

Dr. Meijer lachte en zei dat zijn zwakke moeder het altijd zonder nadeel gebruikte. Om te bewijzen dat er aan de medicijnen niets mankeerde, nam hij 50 druppels in met een glas wijn en zei: “Laat uw man ze nu ook nemen, zij zullen hem goed doen”.

Een uur later werd hij beroerd en besefte dat er iets mis was. Hij stuurde een bericht aan de apotheker en vroeg wat hij had gegeven. Hij dacht het zelf wel te boven te komen maar de apotheker moest dadelijk bericht sturen aan de patiënt dat hij de druppels niet meer moest nemen.

Het bleek dat de apotheker een fatale fout had gemaakt. Omdat het preparaat uit Berlijn op was, had hij een Frans preparaat gebruikt met een veel sterkere werking.

De toestand van Meijer werd snel slechter en hulp van zijn collega, Dr. Theunes Haakma Tresling hielp niet meer. Dinsdagavond 16 maart 1880 om negen uur overleed Meijer. Haakma Tresling was ook de aangever van het overlijden, een dag later. Samen met Dr. Busscher, een andere arts in Winschoten, en prof. dr. Ranke uit Groningen heeft Haakma Tresling een lijkschouwing verricht. In het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde deed hij naderhand uitgebreid verslag van het overlijdensgeval.

Dr. Meijer die ongehuwd was, werd in zijn geboorteplaats Damme (Oldenburg, D.) naast zijn ouders begraven. Toen zijn lichaam in een metalen kist naar het station werd gebracht volgde een lange stoet mensen de lijkkoets. Bij het station hielden burgemeester W.A. Pott en pastoor Verstege toespraken. Meijers broer en zwager bedankten voor de toespraken en de vele blijken van deelneming. Op de kist lagen o.a. 32 rozen, want Meijer was op 18 februari 32 jaar geworden. Ook in Bunde was er belangstelling van honderden mensen bij het station.

De patiënt uit Beerta was Hindrik Lups, geboren 25-01-1819 in Scheemda en 61 jaar oud. Hij was in 1848 getrouwd met Hemke Eekhof en toen boerenknecht. Hij overleed op 27-04-1881 in Winschoten, volgens de akte 60 jaar oud maar in werkelijkheid 62 jaar.

De apotheker was Klaas Groeneveld, geboren Winschoten 14 juni 1831, overleden Winschoten 3 december 1894. Volgens de krantenberichten zou er een gerechtelijk onderzoek naar de apotheker worden ingesteld maar in september 1880 werd de zaak geseponeerd na gedaan verzet. Vermoedelijk stond op het recept niet vermeld dat het van de apotheek in Berlijn moest zijn. De apotheker kon natuurlijk niet weten dat de arts hiervan een fatale dosis zou innemen. De patiënt voor wie het wel bedoeld was is er toen ook niet aan overleden.

Dr. Meijer had zich in de korte tijd dat hij in Winschoten arts was, geliefd gemaakt bij veel mensen. De mensen in Bunde zal het ook gespeten hebben dat hij na ongeveer twee jaar naar Winschoten vertrok.

Overigens is het vreemd dat hij als wetenschapper zonder nader onderzoek medicijnen slikte waarvan zijn patiënt zo beroerd werd dat hij ze niet binnen kon houden. Een niet zo’n slimme manier om proefkonijn te zijn. Er had bij hem een rood lampje moeten gaan branden dat er iets niet klopte maar dat gebeurde pas toen hij er zelf beroerd van werd. Hij was toen meer bezorgd over zijn patiënt dan over zichzelf. Uit de lijkschouwing bleek dat, afgezien van de vergiftiging, zijn gezondheidstoestand niet goed was, vooral zijn longen niet.

                                                                                 Gert Zuidema

Met dank aan Harm Selling en Marianne Kruijswijk.

Bronnen:
– Harm Selling, Amsterdam – website Genealogische en historische pagina Winschoten, de pagina Arts vergiftigd.
– Idem, transcripties van artikelen in de Amersfoortsche Courant van 23 maart en 2 april 1880 en Nieuwe Amersfoortsche Courant van 20 en 24 maart 1880.
– Advertenties in Nieuws van den Dag en Leeuwarder Courant.
– Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1880 nr. 16.

De eerste akten in de stad

02 dinsdag aug 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder

≈ 1 reactie

Weliswaar zouden de Franse wetten per 1 maart 1811 ook in het ingelijfde Nederland van kracht worden, wat tevens de invoering van de Burgerlijke Stand betekende, maar het tijdstip dat de gemeenten daar werkelijk mee aan de slag gingen, verschilde nogal.

Sommige gemeenten liepen duidelijk voorop. Zo was Veendam in de provincie Groningen met afstand de eerste gemeente die zowel geboorte, huwelijk als dood in akten vastlegde. De vooruitstrevende burgemeester Jan Remees Modderman lijkt een rol in die voorlijkheid te hebben gespeeld.

Bij gebrek aan ambtenaren konden veel gemeenten eerst ook weinig doen. Of de prioriteit ging uit naar het invullen van de eindeloze reeks vragenlijsten, die van boven op ze afkwam. Maar op 1 augustus 1811 kregen alle gemeenten maires (burgemeesters Franse stijl) Daarom begon een groot aantal ook op die dag met de registratie van geboorte, huwelijk en dood in echte akten volgens wettelijke voorschriften.

Tot die gemeenten behoort de stad Groningen. De adjunct van de maire, een professional, ‘waarnemende de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand’, maakte de akten hier op. Zoals overal gebeurde dat in tweevoud. Eén exemplaar kwam uiteindelijk terecht in de Groninger Archieven, die alle akten op allegroningers zet.

Voorafgaand aan de invoering in de stad verscheen op 24 juli 1811 een plakkaat op de gewone plekken, zoals het raadhuis, de belastingkantoren en de acht stadspoorten, waarbij de maire openbaar kennis gaf van het voornemen, om vanaf donderdag 2 augustus op elke maandag, donderdag en zaterdag ’s ochtends van 10 tot 13 uur zitting te houden in het stadhuis, waar mensen dan aangifte moesten komen doen van geboorten en overlijdens.

Huwelijken noemt het plakkaat niet, waarschijnlijk omdat in de stad al langer de plicht bestond om daarvoor naar de griffie te komen. Hierbij was er dus sprake van een meer vloeiende overgang tussen kerkelijke en burgerlijke registratie. De eerste huwelijksakte volgens het nieuw ingevoerde model dateert in Groningen dan ook al van zaterdag 28 juli. Het betreft het huwelijk van de wolkammer Hindrik Gisolf (23) en Elsje Dieters (20), een bruid die met een kruisje tekent, omdat zij niet kon schrijven.

Opvallend genoeg dateren de eerste akten niet van donderdag 2, zoals je zou verwachten, maar van 3 augustus, een vrijdag, terwijl de adjunct-maire op die dag helemaal geen zitting zou houden!

De eerste geboorte-akte van de stad was die van Margaretha Elisabeth, geboren op 1 augustus om 6 uur als dochter van Johannes Jansen en zijn vrouw Johanna van Techelen, wonende aan het Akerkhof. Er volgden die ochtend nog twee andere geboorteaangiften.

De eerste overlijdensakte was, ook om 11 uur, die van Stijntje Roelfs. Deze vrouw, overleden op de middag van 2 augustus om twee uur, woonde als ‘conventualin’ in het Heilige Geestgasthuis in de Pelsterstraat. Eén van de twee aangevers was de gasthuis-vader, de namen van de ouders van de vrouw waren hem, noch zijn mede-aangever bekend.

Cel voor te late aangifte

26 dinsdag jul 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Geboorte

≈ Een reactie plaatsen

Aldus een bericht in de Schager Courant van 4 februari 1858, dat men tevergeefs zal zoeken in de stedelijke en provinciale Groninger couranten.

Volgens bescheiden in het archief van de Groninger Arrondissementsrechtbank klopt het verhaal wel. Twee weken eerder, op 21 januari 1858, werd namelijk de kleermaker Hendrik Smit (57), geboren en wonende buiten de A-poort te Groningen, veroordeeld tot zes dagen cel, 8 gulden boete en de kosten van het geding, wegens het “wanbedrijf van het niet tijdig doen van aangifte van de geboorte van een kind”.

Wellicht dat Hendrik zich schaamde voor zijn ongehuwde dochter, de dienstbode Jantje Smit (27), die op 14 september 1857 bij hem thuis beviel van dit kind. Twee buurmannen, de zakkenverhuurder Adam Degeling (33) en de arbeider Berend Geerts Schuitema (62) hadden enige dagen na de bevalling met hem gesproken over de aangifte. Tegen beide had hij gezegd dat zijn zoon hem beloofde om ervoor te zorgen, maar dat die het had verzuimd. Waar hij tegen de een vertelde dat hij persoonlijk nog naar het stadhuis zou gaan, zei hij tegen de ander dat de zaak hem niet aanging en dat zijn dochter het zelf maar moest doen. Hoe dan ook, het was te laat gebeurd en Hendrik ging voor schut.

Omdat het kind niet binnen drie dagen was aangegeven, had Hendriks dochter Jantje een verzoekschrift bij de rechtbank moeten indienen om het verzuim te herstellen. Dat gebeurde een paar weken na haar bevalling, op 1 oktober 1857. Op 7 november boog de Kamer van Burgerlijke Zaken bij de rechtbank zich over het geval, waarbij ze diverse getuigen hoorde. Op 13 november gaf de rechtbank de gemeente Groningen opdracht om tot de inschrijving over te gaan, hetgeen dan op 26 november werkelijk gebeurde. De onvermogende Jantje, voor wie deze gerechtelijke procedure gratis verliep, noemde haar kind, een dochter, Jeltje. Dat was niet naar haar moeder, zoals je misschien zou verwachten, want die heette Fennechien.

Het lijkt er sterk op dat de verhouding tussen Jantje en haar vader sinds de geboorte van haar dochter ernstig bekoeld was. Bij het proces tegen haar vader getuigden namelijk ook twee bedienden van het Nosocomium, het academische ziekenhuis aan de Munnekeholm. Zij vertelden dat ze Jantje op de dag van haar bevalling opgehaald hadden bij haar ouders. Jantje was evenwel weer teruggestuurd, “daar ze reeds bevallen was”. Het lijkt er dus sterk op dat Hendrik graag van zijn ongehuwd kramende dochter afwilde.

Op 5 januari 1858, tijdens een strenge vorstperiode, werd Jantje opgepakt. Ze had “eenige tijd” rondgezworven zonder middelen van bestaan en die dag om een aalmoes gevraagd bij smid Wilkens in de Visserstraat te Groningen. Wegens landloperij en bedelarij werd ze veroordeeld tot drie maanden hechtenis.

Dat gebeurde op dezelfde dag dat haar vader moest voorkomen. Overigens hoefde die niet te zitten. Want op 14 april 1858 behaagde het Zijne Majesteit de Koning om diens gevangenisstraf kwijt te schelden. Hendrik Smit moest echter nog wel de boete betalen. Wat dat betreft bleef het vonnis van de rechtbank, dat tot in Noord-Holland de aandacht trok, onverminderd van kracht.

—

Bronnen: RHC Groninger Archieven, toegang 883 archief Arrondissementsrechtbank Groningen, de inv. nr.s 42 (rolboek), 69 (proces-verbalen van de zittingen), 99 (minuut-vonnissen) 1291 (verzoekschriften) nr. 3718 Exhibitum 1 oktober 1857; Provinciale Groninger Courant 5 januari 1858 (bericht over het weer).

Drie zoons gelijk jarig

08 woensdag jun 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Grappig

≈ Een reactie plaatsen

Aldus de Winschoter Courant van 13 oktober 1880 (klik op het plaatje om het groter te maken). Aanleiding voor het bericht was de geboorte, op 1 oktober dus, van Bernardus Wilhelmus Schutte. Diens oudere broers, eveneens op die datum jarig, waren waarschijnlijk in Duitsland geboren want daar kwamen zijn vader en zijn moeder vandaan, en wel uit Werlte, enige tientallen kilometers over de grens bij Ter Apel in Oldenburgerland. 

Volgens de diverse akten (zie de links), raakte de Duitse umlaut bij dit manufacturiersgezin razendsnel in onbruik. Schütte werd in Woltersum al gauw Schutte. 

Hoewel het vieren van drie verjaardagen op één dag natuurlijk erg voordelig was, heeft dat een economische neergang niet tegen mogen houden, want de vader eindigde zijn leven als arbeider in de stad Groningen.

← Oudere berichten

Met medewerking van:

  • RTV Noord
  • Groninger Museum
  • GAVA
  • NGV afd. Groningen
  • RHC Groninger Archieven

Categorieën

  • aankondigingen
  • ambtenaren
  • Beroemd
  • Berucht
  • Bijzonder
  • Dood
  • Geboorte
  • Grappig
  • Huwelijk
  • Rare namen
  • Religie
  • soldaten
  • Starten met onderzoek
  • Uitzending gemist
  • Uncategorized
  • Vergissingen

Archief

  • maart 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010

Blog Stats

  • 67.309 hits

Meta

  • Registreren
  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.com

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Loket voor lief en leed
    • Doe mee met 32 andere volgers
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Loket voor lief en leed
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Deze inhoud rapporteren
    • Site in de Reader weergeven
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen
 

Reacties laden....