• Een militair als voorvader
  • Familienamen: van Klöne naar Kluin en Klune
  • Over dit weblog
  • Trouwen en scheiden, landelijk beeld vanaf 1950

Loket voor lief en leed

~ 200 jaar Burgerlijke Stand

Loket voor lief en leed

Categorie Archief: Dood

Twee keer overleden op dezelfde dag?

24 dinsdag jan 2012

Posted by loketvoorliefenleed in Dood, Vergissingen

≈ 1 reactie

Eén sterfgeval, waarvan op dezelfde dag aangifte werd gedaan in twee verschillende gemeenten, waarbij het geslacht van de overledene en het tijdstip en het adres van het overlijden ook nog eens uiteenliepen.
 
Op maandag 2 mei 1836 meldden de schipper Gerrit Mulder en de scheepstimmerman Hinderikus Bieze zich om 5 uur ’s middags bij de burgemeester van Veendam. Zij kwamen er om aangifte te doen van het overlijden, dezelfde ochtend om 3 uur, van de tweejarige Luitje Paulus Zijlstra, zoontje van de schipper Paulus Pieters Zijlstra en diens vrouw Jantje Eilts Stuut. Volgens de aangevers was het kind overleden in huis nr. 311 aan het Oosterdiep te Veendam.

Meestal deden buren aangifte van het overlijden, dat hoorde zo bij de “naoberplichten”. Mulder en Bieze – tevens oom van de overledene – woonden inderdaad in de “buurte” van het sterfhuis. Van Bieze is het adres in 1836 bekend – huis nr. 337 aan het Oosterdiep – van Mulder niet. Maar die trouwde in december 1839 en woonde in september 1840 “te Oosterdiep”, waarschijnlijk aan boord van een schip en wellicht was dat in mei 1836 ook al het geval.

Het overleden kind was geboren op 24 december 1833. De ouders, indertijd gespeld als Poulus Pieter Zielstra en Jantje IJls Stuit, lagen toen met hun schip op de ree van Capelle aan den IJssel in Zuid-Holland. In de geboorte-aangifte heet het kind echter Lutje en bovendien van het vrouwelijk geslacht. Je zou zeggen dat hier geen vergissing in het spel kon zijn, omdat de vader het kind hier zelf bij de burgemeester van Capelle kwam voorstellen, samen met twee getuigen waarvan er één ook nog eens chirurgijn en vroedmeester was. Overigens had de burgemeester van Capelle het er maar druk mee, want Lutje had nog een tweelingzus, Annigje, die tegelijkertijd werd aangegeven. Beide kinderen werden pas op oudejaarsdag 1835 ingeschreven in het geboorteregister van hun ouderlijke woonplaats Wildervank, met uittreksels uit het geboorteregister van Capelle.

Wie er verantwoordelijk was voor ‘de fout’ in het overlijdensregister van Veendam, is niet duidelijk. Mogelijk hebben de aangevers gezegd dat Luitje een jongetje was, maar misschien vond de burgemeester ook wel dat het een jongensnaam was.

Maar het kan nog gekker, want op dezelfde maandag 2 mei 1836, maar dan om 7 uur ’s avonds, kreeg de burgemeester van Wildervank bezoek van de kleermaker Frans Schoonbrood en bakker Jan Nap. Beide mannen woonden aan het Oosterdiep in Wildervank – Nap in huis nr. 304 en Schoonbrood in huis nr. 321 – en waren daarmee eveneens buren van de overledene. En daar in Wildervank kwam op de overlijdens-akte te staan: Luitje Poulus Sielstra, dochter van Poulus Pieters Sielstra en Jantje Eilts Stuit, overleden ’s morgens om 4 uur in het huis nr. 320 aan het Oosterdiep te Wildervank. Ook hier is uiteraard onduidelijk wie daar uiteindelijk voor verantwoordelijk was. Als aangetrouwd familielid zal Nap zeker bekend zijn geweest met de situatie in het sterfhuis. Maar ook al zeiden hij en de directe buurman Schoonbrood dat het een zoontje was, de burgemeester hoefde alleen maar de laatste bladzijden van zijn geboorteregister over het voorgaande jaar erop na te slaan, om te ‘bewijzen” dat om het een meisje ging.

Dankzij Alle Groningers zien wij nu dat in de beide buurgemeenten hetzelfde kind op dezelfde dag als overleden is aangegeven. En als je beide aangiften afgaat is het gestorven met twee licht verschillende voornamen op  twee verschillende tijdstippen en op twee verschillende adressen, zij het wel aan het Oosterdiep. 

De vraag of Lutje/Luitje nu een meisje dan wel een jongetje was, is achteraf niet meer te beantwoorden. Je mag aannemen dat de  vroedmeester in Capelle daar kijk op had, maar ook de in dit opzicht verschillend verklarende aangevers, deels aangetrouwde familieleden, zullen de ogen toch niet in de zak hebben gehad.

Waarom zouden de ouders trouwens aan vier buren hebben gevraagd om aangifte te doen in twee gemeenten? Zouden ze na tien geboorte- en drie overlijdensaangiften nou nog niet geweten hebben dat er maar één keer aangifte hoefde te worden gedaan en dat alleen in de gemeente waar het kind was overleden? Zij wisten toch ook wel of ze in Wildervank of in Veendam woonden?

Overigens overleed Annigje, de tweelingzus van Lutje/Luitje, pas op 7 maart 1930 te Veendam. Die werd dus 96 jaar oud!

Met dank aan Gert Zuidema.

Vader en twee zoons door het ijs

10 dinsdag jan 2012

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ 2 reacties

De dagloner Jan Hindriks Nieman en de boerenknecht Albert Geerts Duit hadden die donderdag de 25-ste januari 1826 een droeve taak te vervullen op het gemeentehuis van Bellingwolde, dat zich toen nog te Oudeschans bevond. Ze moesten aangifte doen van het overlijden van een vader en diens twee zonen.

Twee dagen eerder waren die uit het ijs op de Westerwoldse A achter het dorp Bellingwolde opgehaald. Het betrof de dagloner Geert Frideriks van Lang (38), geboren te Finsterwolde maar wonend in Nieuw-Beerta, en zijn zonen Frederik en Remmer, respectievelijk 15 en 13 jaar oud, beide zonder beroep en geboren en wonend te Nieuw Beerta.

Jacobus Heeres, burgemeester en officier van de Burgerlijke Stand van Bellingwolde, had er niet veel werk aan. De vader en zijn beide zonen kwamen in één en dezelfde overlijdensakte terecht. Anders dan bij soortgelijke schaatsongelukken en verdrinkingsgevallen in hogere kringen, maakten de kranten er geen melding van. Het verdriet zal er in Beersterhamrik niet minder om geweest zijn.

Met dank aan Jakob Franken.

Anna, de zoon van

10 dinsdag jan 2012

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Dood

≈ Een reactie plaatsen

In het overlijdensregister van Sappemeer over 1863 bevindt zich de merkwaardige aangifte dat de bijna twee jaar oude Anna Kuipers, “zoon van Jan Kuipers en Naatje Montezinos” gestorven is.

Anna, de zoon van. De fout is nooit opgemerkt, want er ontbreekt een herstellende notitie in de marge van de aangifte, zoals we die bij andere abusievelijke aangiften wel aantreffen.

De oorzaak van de fout is niet moeilijk te raden. De aangifte werd op Oudejaarsdag gedaan door   twee oude mannen, onder wie een gemeenteveldwachter. Vermoedelijk hebben ze tijdens het antichambreren in herberg Het Gemeentehuis het een en ander genuttigd.

Met dank aan Jakob Franken.

Kerkregisters opgeëist voor dienstplicht

01 donderdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Dood, Geboorte, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Een bekend feit is dat de kerkelijke gemeenten in 1811 hun oude doop-, trouw- en begraafboeken moesten inleveren bij de burgerlijke gemeenten, zodat deze registers zich nu niet in kerkelijke archieven bevinden, maar in een apart archief, dat van de retro-acta Burgerlijke Stand.

Minder bekend is, dat al die registers ingeleverd moesten worden om de conscriptie  mogelijk te maken. Die conscriptie was een militaire dienstplicht voor jongens die ingeloot waren, maar zich bij gebrek aan geld niet konden laten vervangen. Voor 1811 was er wel eens sprake geweest van een algehele burgerwapening, maar dergelijke voorstellen stuitten altijd op veel verzet. De dienstplicht van 1811 vormde dan ook een doorbraak.

De eerste loting, van het najaar 1811, zou de jongens betreffen die in het jaar 1789 waren geboren. Op 28 augustus 1811 gaf de prefect, de opperbaas in de provincie, de maires (burgemeesters) van de kersverse gemeenten een instructie hoe ze deze loting aan moesten pakken. Om te zorgen dat alle jongemannen van de lichting 1789 met de loting meededen, moesten ze hun toevlucht nemen tot “de geboorte- of doopregisters, tot de staten van populatie en tot elk andere acte, welke gij goed mocht oordelen te moeten raadplegen*.

De doopregisters waren het eigendom van kerkelijke gemeenten, terwijl er sinds 1796 een scheiding van kerk en staat bestond. Nog even afgezien van de weerzin tegen de conscriptie, waren veel kerkelijke gemeenten sowieso niet meteen genegen om de burgerlijke gemeenten hierin terwille te zijn. Dat bleek allereerst in Appingedam, waar de maire niet alleen het doopregisters opeiste, maar ook het begraafboek (lang niet alle jongens, in 1789 geboren, leefden immers nog). De hervormde kerkeraad weigerde deze bescheiden af te geven, met als argument dat in de prothocollen ook handelingen van de kerkeraad voorkwamen, die de burgerlijke overheid niet aangingen. De maire klaagde hierover bij de prefect, die op 31 augustus besloot om de afgifte van de geboorte- en doopregisters verplicht te stellen. Wel mochten de kerkeraden er hun handelingen uithalen, zolang dat maar niet ten koste ging van de opgeëiste lijsten.

Door een artikel van J.P. Koers in het deze week verschenen nummer van Duvekoater, het blad van de Historische Vereniging Scheemda e.o., weten we hoe het vervolgens in de gemeente Scheemda ging. Daar gelastte maire Harm Hesse de predikanten hun doopboeken in te leveren. Die van het hoofddorp Scheemda gaf het zonder mankeren, die van Westerlee sneed enige bladen over 1789 uit zijn prothocol, wat volgens hem voldoende moest zijn, maar die van Eexta of Nieuw-Scheemda weigerde botweg en wilde slechts een afschrift geven, wat overigens conform de gedragslijn was die de classis Winschoten voorstelde. Uiteraard kon er met ongewaarmerkte afschriften allerlei fraude gepleegd worden, en de maire accepteerde die copieën dan ook niet. Bij de prefect drong hij aan op nadere regelgeving.

De prefect gaf deze op 23 september 1811. Hij bepaalde nu dat “alle registers van doop, huwelijk, versterf, (..) in originali” moesten worden ingeleverd. Voor het eerst was er dus ook sprake van de trouwboeken, waarbij de achterliggende gedachte zal zijn geweest, dat veel jongens naderhand door huwelijk in andere plaatsen kwamen te wonen. Van Scheemda weten we, dat deze nieuwste richtlijn het pleit beslechtte, want maire Hesse noteerde er eind oktober tevreden dat alle doop-, trouw- en begraafboeken er keurig waren afgegeven. Weerspannigheid was er nog wel in Ezinge, waar de predikant ondanks de richtlijn toch nog een afschrift inleverde. Maar in het algemeen bleek de overdracht nu afdoende geregeld, ook al gaven sommige kerkelijke gemeenten zo weinig mogelijk af, terwijl andere scheutiger waren dan nodig.

Binnen een paar maanden was het pleit dus beslecht. Misschien wel een beetje verwonderlijk in onze ogen, want in onze tijd zou deze kwestie tot enorm veel burgerlijke ongehoorzaamheid hebben geleid. Destijds stond men echter betrekkelijk argeloos en weerloos tegenover het staatsapparaat met zijn nieuwe bureaucratie, en bovendien waren veel predikanten voor hun tractementen afhankelijk van de staat, wat de neiging om toe te geven niet kleiner zal hebben gemaakt.

Bronnen:
– Inleiding op RHC Groninger Archieven, toegang 124 (inventaris Burgerlijke Stand retro-acta 1596-1877)
– J.P. Koers – De familieregering Stheeman aan de wieg van de gemeente Scheemda, Duvekoater 48 (november 2011), 19-20

De levensverzekering van een geëxecuteerde

23 woensdag nov 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ Een reactie plaatsen

Op 19 juni 1944 werd in het concentratiekamp Vught geëxecuteerd de 24-jarige Jacobus Gerard Zondervan. Zondervan was voor zijn arrestatie, ruim een jaar eerder, wachtmeester der marechaussee in Groningen geweest. Volgens het SS- und Poliziegericht had hij zich schuldig gemaakt aan spionnage en hulp aan onderduikers. Vandaar de doodstraf.

Toen Zondervans overlijden tot zijn vader doordrong, probeerde die na enige weken zijn levensverzekering uitgekeerd te krijgen. Daarvoor was een verklaring van overlijden nodig, af te geven door de gemeente waar de overledene het laatst ingeschreven stond, dus Groningen. Het Bureau Bevolking alhier stelde zich echter formeel op: “Bedoeld persoon is in het bevolkingsregister dezer gemeente nog steeds als levend opgenomen. Een verklaring van overlijden kunnen wij derhalve nog niet afgeven.”

In het besef dat het nog voor geen enkele met Zondervan gefusilleerde gelukt was om een overlijdensverklaring los te krijgen, wendde de advocaat van de familie Zondervan zich daarop tot de griffier van de provincie Groningen, mr. Fockema Andreae, met het verzoek om diens tussenkomst. Fockema Andreae, wel als “goed Nederlander” beschouwd, maar na de oorlog eervol ontslagen wegens een al te toegeeflijke houding tijdens de bezetting, wist inderdaad te bewerkstelligen dat de kwestie op 14 juli 1944 op de agenda van de Commissaris in de Provincie Groningen kwam te staan.

Commissaris Staargaard liet diezelfde dag nog een brief uitgaan naar de Duitse opperbaas in de provincie Groningen. Het was hem bekend, schreef de Commissaris, dat ambtelijke overlijdensberichten voor terechtgestelde personen vaak achterwege bleven, vooral als het ging om mensen die door SS-rechters veroordeeld waren. Toch vereisten de Nederlandse en de Duitse wet dat een overlijdensgeval binnen 24 uur bij de burgerlijke Stand bekend moest worden gemaakt. Hij had begrepen dat in oorlogstijd zulke meldingen in individuele gevallen “aus Staatsgründen” achterwege moesten blijven, maar zulke gevallen moesten wel tot het uiterste beperkt blijven. Want met de melding was zowel een openbaar als een familiaal belang gemoeid.

De interventie bij de Duitsers heeft inderdaad succes gehad, want op 1 augustus 1944 schreef de ambtenaar van de Burgerlijkse Stand te Groningen de overlijdensakte in voor Jacobus Gerard Zondervan, zulks op een ambtelijk bericht dat een paar dagen eerder vanuit Tilburg was verstuurd. De verklaring van overlijden zal vervolgens geen probleem meer geweest zijn. De levensverzekering van Jacobus Gerard Zondervan zal weldra aan diens vader zijn uitgekeerd.

                                                                                          Harry Perton

Bronnen, voor zover die niet gelinkt zijn:

  • RHC Groninger Archieven, Toegang 1776: Archief Provinciaal Bestuur van Groningen, inv.nr. 4081 Burgerlijke stand algemeen, submap akten van overlijden gefusilleerde Nederlanders.
  • E. Schut e.a., Was getekend, de griffier der Staten : korte levensbeschrijving van de griffiers der Staten van Groningen in de periode 1814-2001 (Groningen 2001) 43-46.

Groninger ging ten onder met de Titanic

22 dinsdag nov 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ 5 reacties

Bij het vergaan van de Titanic, in de nacht van 14 op 15 april 1912, liet ook een Groninger het leven. Het ging om de kok Hendrik Bolhuis, die nog maar 27 jaar oud was.

Hendrik Bolhuis was geboren op tweede kerstdag 1884 in Wittewierum, als zoon van Hindrik Bolhuis en Anje Kooima. Daar in Wittewierum hadden zijn ouders nog een boerenbedrijf, maar in 1888 verhuisde het gezin naar de Grachtstraat in Groningen en de vader staat dan te boek als stalknecht, wat waarschijnlijk een maatschappelijke degradatie betekende. In 1900 echter, was de weg omhoog weer ingeslagen. Het gezin bleek toen op het adres Steentilstraat 34 te wonen, waar de ouders een kruidenierszaak annex slijterij begonnen.

Die laatste verhuizing maakte Hendrik jr., oftewel Hennie, later ook wel Mooie Hennie geheten, niet meer mee. In 1899, op zijn veertiende, was hij namelijk verhuisd naar Assen. Toen hij na een half jaar terugkeerde uit Assen, ging hij ook niet weer opnieuw bij zijn ouders inwonen, maar bij Wiardi, op het adres Oude Ebbingestraat 71. Waarschijnlijk was hij bij deze bakker als knecht in dienst, al dan niet gedeeltelijk voor de kost. Van dit adres vertrok hij op 11 mei 1904 naar Utrecht, denkelijk voor zijn militaire diensttijd.

Op 7 september 1910, vlak na de dood van zijn moeder en vlak voor de dood van zijn vader, keert hij terug in Groningen en laat hij zich inschrijven op het ouderlijke adres Steentilstraat 34. Hij is dan weer hervormd en zijn beroep is inmiddels kok. Zoals een later bericht wil, oefende hij dit beroep al langer uit in mondaine vakantie-oorden als Oostende en Monte Carlo. Zeker is, dat hij na de dood van zijn vader opnieuw voor buitenlandse avonturen koos. Via opnieuw Monte Carlo belandde hij in nazomer van 1911 als kok op de Olympic, een ouder zusterschip van de Titanic. Met de Olympic maakte hij al een zware aanvaring mee, en schreef daarover aan zijn enige, anderhalf jaar oudere broer Klaas in Groningen: “Bijna waren we met man en muis vergaan”.

Hennie Bolhuis bleef in Groningen ingeschreven staan, en kwam hier ook wel terug. Als hij in het buitenland vertoefde, schreef hij zijn broer regelmatig. Zijn laatste brief was van 13 maart 1912 en kwam uit Oostende. Hij zou naar Engeland gaan, maar dacht erover verlof te nemen, schreef hij. In Southampton kreeg hij naderhand echter een baan aangeboden die hij kennelijk niet weigeren kon. Het aanbod kwam van dezelfde werkgever waarbij hij ook al in dienst was op de Olympic. Deze Italiaanse zakenman pachtte een restaurant op de voor onzinkbaar gehouden Titanic, die vanaf 10 april zijn maidentrip naar de VS zou gaan maken. Hennie kon mee als larder cook. Hoewel de familie later hoog opgaf van zijn kookkunsten, was dit geen topfunctie. Een larder cook was namelijk vooral betrokken bj de bereiding van koude schotels, boterhammen, amuses en cocktails

Het personeel van het restaurant waar Hennie werkzaam was, werd niet betaald door de scheepvaartmaatschappij van de Titanic, maar door die Italiaanse zakenman. Er is een verhaal dat dit personeel als tweederangs werd beschouwd door de eigenlijke bemanning van de Titanic, die het dek met de hutten van dit restaurantpersoneel ook afsloot toen het schip in de nacht van 14 op 15 april begon te zinken. Dit om te voorkomen dat dit personeel een beroep zou doen op ruimte in de reddingboten. Hoe het ook zij, terwijl van alle alle 2208 opvarenden er 704 werden gered, oftewel 31,5 %, lag dit percentage voor dat restaurantpersoneel veel lager. Want van de in totaal 66 medewerkers overleefden er slechts 3, nog geen 5 %.

Als het lichaam van Hennie Bolhuis al teruggevonden werd, is het nooit geïdentificeerd. Omdat hij zijn broer Klaas nooit bericht had dat hij op de Titanic had aangemonsterd, verkeerde die in de veronderstelling dat Hennie vanzelf terug zou komen. Pas eind juli drong via verschillende wegen de waarheid tot Klaas door. Toen pas, kwam er een overlijdensadvertentie in het Nieuwsblad van het Noorden te staan, dat een dag later ook een redactioneel artikeltje aan de overledene wijdde.

Als enige erfgenaam zou Klaas Bolhuis in november 1912 een Engels spaarbankboekje van Hennie erven, waarop bijna 260 gulden stond. Pas in juni 1913 ontving hij het loon dat Hennie aan boord van de Titanic verdiend had: ruim 30 gulden. Omdat Hennie zich nooit uit het Groninger bevolkingsregister had uitgeschreven, moest dit ambtshalve gebeuren. Achter zijn naam vinden we daarom: “Verdronken op zee, met de schipbreuk van de “Titanic” in April 1912″. Vreemd genoeg echter, is hier in Groningen geen overlijdensakte voor Hennie Bolhuis opgemaakt.

                                                                                            Harry Perton

Bronnen, voor zover ze in het stuk zelf niet gelinkt of genoemd zijn:

  • NvhN 10 april 1982: Zeemansgraf voor Groninger kok.
  • Wikipedia: lijst bemanningsleden van de Titanic.
  • Biografietjes Nederlanders op de Titanic.
  • Encyclopedia Titanica: Hendrik Bolhuis.
  • Yahoo Group Groningen Genealogy: Adressen Bolhuis in bevolkingsregister.
  • Job Description: Larder cook.
  • Wikipedia: Titanic.

Winschoter arts overlijdt als proefkonijn

24 maandag okt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Dood

≈ 1 reactie

Zoals wellicht bekend, wordt in een overlijdensakte niet de oorzaak van het overlijden vermeld. Als het gaat om moord of een andere bijzondere oorzaak dan geven kranten daarover wel vaak opheldering. Niet alleen lokale of regionale, maar vooral ook landelijke kranten.

Dat was eveneens het geval na het overlijden van dr. Carl Heinrich Otto Albinus Meijer, overleden op 16 maart 1880 in Winschoten.

Op 1 januari 1880 begon de toen 31-jarige Carl Meijer hier zijn praktijk als huisarts. Hij deed dat in Hotel St. Vitus, vlakbij het station, dagelijks van 9 tot 2 uur. Daarvóór was hij vanaf ongeveer 1878 arts in Bunde, net over de Duitse grens waar hij een omvangrijke praktijk had. Het Hotel St. Vitus zou op de plek van het huidige Hotel Royal York (recht tegenover het station) gestaan kunnen hebben. De logementhouder was Geert Berends Klaassens de Grooth die ook postbode was.

In 1879 slaagde Meijer voor het Nederlandse artsexamen zodat hij zich in Winschoten kon vestigen. Hier had hij al gauw veel patiënten, zo’n 50 à 60 per dag. De armen hielp hij gratis en de allerarmsten gaf hij vaak nog reisgeld toe.

Op zondag 14 maart 1880 schreef hij een patiënt uit Beerta o.a. een pijnstillend middel voor met het advies: “nu en dan 20 druppels, langzaam klimmend tot 60 druppels tot de pijn bedaart”. Het middel was “aconitin nitric”. Hij schreef dit regelmatig voor maar altijd met de vermelding dat het preparaat afkomstig moest zijn van Apotheek Friedländer te Berlijn.

Twee dagen later, op dinsdag 16 maart, kwam de vrouw van de patiënt bij dr. Meijer en vertelde dat ze zeer bezorgd was omdat haar man de medicijnen niet verdroeg. Hij had vijf keer met tussenpozen 20 druppels ingenomen en ze telkens weer uitgebraakt. Eén keer bleef het binnen waarop de patiënt doodsbenauwd zou zijn geworden.

Dr. Meijer lachte en zei dat zijn zwakke moeder het altijd zonder nadeel gebruikte. Om te bewijzen dat er aan de medicijnen niets mankeerde, nam hij 50 druppels in met een glas wijn en zei: “Laat uw man ze nu ook nemen, zij zullen hem goed doen”.

Een uur later werd hij beroerd en besefte dat er iets mis was. Hij stuurde een bericht aan de apotheker en vroeg wat hij had gegeven. Hij dacht het zelf wel te boven te komen maar de apotheker moest dadelijk bericht sturen aan de patiënt dat hij de druppels niet meer moest nemen.

Het bleek dat de apotheker een fatale fout had gemaakt. Omdat het preparaat uit Berlijn op was, had hij een Frans preparaat gebruikt met een veel sterkere werking.

De toestand van Meijer werd snel slechter en hulp van zijn collega, Dr. Theunes Haakma Tresling hielp niet meer. Dinsdagavond 16 maart 1880 om negen uur overleed Meijer. Haakma Tresling was ook de aangever van het overlijden, een dag later. Samen met Dr. Busscher, een andere arts in Winschoten, en prof. dr. Ranke uit Groningen heeft Haakma Tresling een lijkschouwing verricht. In het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde deed hij naderhand uitgebreid verslag van het overlijdensgeval.

Dr. Meijer die ongehuwd was, werd in zijn geboorteplaats Damme (Oldenburg, D.) naast zijn ouders begraven. Toen zijn lichaam in een metalen kist naar het station werd gebracht volgde een lange stoet mensen de lijkkoets. Bij het station hielden burgemeester W.A. Pott en pastoor Verstege toespraken. Meijers broer en zwager bedankten voor de toespraken en de vele blijken van deelneming. Op de kist lagen o.a. 32 rozen, want Meijer was op 18 februari 32 jaar geworden. Ook in Bunde was er belangstelling van honderden mensen bij het station.

De patiënt uit Beerta was Hindrik Lups, geboren 25-01-1819 in Scheemda en 61 jaar oud. Hij was in 1848 getrouwd met Hemke Eekhof en toen boerenknecht. Hij overleed op 27-04-1881 in Winschoten, volgens de akte 60 jaar oud maar in werkelijkheid 62 jaar.

De apotheker was Klaas Groeneveld, geboren Winschoten 14 juni 1831, overleden Winschoten 3 december 1894. Volgens de krantenberichten zou er een gerechtelijk onderzoek naar de apotheker worden ingesteld maar in september 1880 werd de zaak geseponeerd na gedaan verzet. Vermoedelijk stond op het recept niet vermeld dat het van de apotheek in Berlijn moest zijn. De apotheker kon natuurlijk niet weten dat de arts hiervan een fatale dosis zou innemen. De patiënt voor wie het wel bedoeld was is er toen ook niet aan overleden.

Dr. Meijer had zich in de korte tijd dat hij in Winschoten arts was, geliefd gemaakt bij veel mensen. De mensen in Bunde zal het ook gespeten hebben dat hij na ongeveer twee jaar naar Winschoten vertrok.

Overigens is het vreemd dat hij als wetenschapper zonder nader onderzoek medicijnen slikte waarvan zijn patiënt zo beroerd werd dat hij ze niet binnen kon houden. Een niet zo’n slimme manier om proefkonijn te zijn. Er had bij hem een rood lampje moeten gaan branden dat er iets niet klopte maar dat gebeurde pas toen hij er zelf beroerd van werd. Hij was toen meer bezorgd over zijn patiënt dan over zichzelf. Uit de lijkschouwing bleek dat, afgezien van de vergiftiging, zijn gezondheidstoestand niet goed was, vooral zijn longen niet.

                                                                                 Gert Zuidema

Met dank aan Harm Selling en Marianne Kruijswijk.

Bronnen:
– Harm Selling, Amsterdam – website Genealogische en historische pagina Winschoten, de pagina Arts vergiftigd.
– Idem, transcripties van artikelen in de Amersfoortsche Courant van 23 maart en 2 april 1880 en Nieuwe Amersfoortsche Courant van 20 en 24 maart 1880.
– Advertenties in Nieuws van den Dag en Leeuwarder Courant.
– Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1880 nr. 16.

Dood in het vreemdelingenlegioen

24 dinsdag mei 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood, soldaten

≈ 7 reacties

Op 5 september 1846 overleed te Oran in Algerije Tonnis Upmeijer, fuselier in het Franse Vreemdelingenlegioen. Enkele dagen daarvoor was hij daar in het Militaire Hospitaal opgenomen met typhus.

Volgens de overlijdensverklaring was Tonnis Upmeijer op 16 oktober 1820 geboren in Winschoten als zoon van een Henri Upmeijer en een Jeanne Eerks. Deze namen waren duidelijk verfranst. In werkelijkheid heetten zijn vader en moeder Hindrik Tonnis Upmeijer en Jantje Tjarks Heeres.

De familienaam Upmeijer was er ooit een van rechters en advocaten en de familienaam Heeres een van dikke Oldambster boeren. Je krijgt dan een beeld voor ogen van een zoon uit een gegoede familie die alle schepen achter zich verbrandde en het avontuur in den vreemde zocht. Maar die goede komaf blijkt bij nader inzien twijfelachtig, want Tonnis’ moeder stond bij het huwelijk van zijn oudste (half)zuster Hillechien in 1831 te boek als arbeidster, terwijl het ook nog eens lijkt of zij toen nog ongehuwd was, omdat er geen naam van haar vader in de huwelijksakte staat. Dat is wel het geval bij het huwelijk van Tonnis’ zuster Hindrikje, een dienstmeid, in 1837, maar ook dan geldt hun moeder nog steeds als arbeidster.

Van een zwart schaap uit een gegoede familie is dus geen sprake. Toch moet er iets aan de hand zijn geweest, want de geboorteplaats die Tonnis bij het Vreemdelingenlegioen opgaf blijkt in elk geval niet blijkt te kloppen. Wellicht is hij zelfs helemaal niet in Groningerland geboren. Waar wel, dat is vooralsnog een raadsel.

Legionnair Upmeijer zat ten tijde van zijn overlijden niet in een gewoon onderdeel van het Vreemdelingenlegioen, maar in een strafcompagnie. Hij viel dus niet te handhaven in zijn reguliere onderdeel, waarschijnlijk maakte hij zich schuldig aan wangedrag of probeerde hij onder zijn verbintenis met het legioen uit te komen door zichzelf te verwonden.

Het Vreemdelingenlegioen bestond op het moment dat Tonnis Upmeijer er zich aanmeldde helemaal nog niet zo lang. Het was in 1831 opgericht. Bij die oprichting werd een van de acht bataljons gevormd door Belgen en Nederlanders. In totaal ging het om 896 man. Tonnis was dus niet de eerste en ook lang niet de enige legionnair uit deze noordelijke streken, zo vinden we op een verre van compleet lijstje van Nederlandse Legionairs de naam van Eppo Sijtzema, een stad-Groninger, geboren in 1813, die in 1842 als legionnair overleed.

Het overlijdensbericht van Tonnis Upmeijer deed er overigens ruim een jaar over om de afstand tussen Oran en Winschoten te overbruggen. Vooral de ministeries van oorlog en buitenlandse zaken  in Parijs bleken bureaucratische hobbels. Pas op oudejaarsdag 1847 schreef de gemeente Winschoten haar verloren zoon als overledene in.

Met dank aan Jakob Franken.

Een inval in de Anna Paulownastraat

04 woensdag mei 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ 1 reactie

Op 10 november 1944 deed de Sicherheitsdienst een inval op het adres Anna Paulownastraat 26 in Groningen en arresteerde de daar woonachtige Jannes Noorman en drie mannen bij hem in huis. De SD was Noorman op het spoor gekomen na de vondst van een stapel papieren met gegevens van verzetsstrijders. Noorman was lid van het verzet en onderschepte als technicus bij de PTT berichten, die hij vervolgens naar de illegaliteit  doorsluisde. De mannen bij hem in huis waren Jan Josephus Hoeder, een marechaussee die niet met de bezetter wilde samenwerken en daarom was ondergedoken, Ares Gerrit Dijkstra, lid van dezelfde verzetsgroep als Noorman en Harmen Koopmans, die na een opleiding in Engeland boven Friesland was gedropt. Op enig moment was zijn zend- en ontvangsttoestel onklaar geraakt en hij was bij Noorman om het door hem te laten repareren.

Na de arrestatie bleef de SD het huis observeren en kon zo de volgende dag Hendrik Jan Droppers arresteren, een marechaussee die een lijst met namen van duitsgezinde collega’s aan Noorman wilde geven. Waarschijnlijk werden de mannen overgebracht naar het Huis van Bewaring. Op 16 januari 1945 werden Noorman, Hoeder, Dijkstra en Droppers gedeporteerd naar kamp Neuengamme in Duitsland. Koopmans bleef in Nederland en vond de dood toen hij op 8 maart 1945 samen met 116 anderen werd geëxecuteerd bij de Woeste Hoeve als represaille voor de aanslag op SS-hoofdman Rauter.

Kamp Neuengamme

In 1940 werd Neuengamme ingericht als zelfstandig concentratiekamp. Naast het hoofdkamp bestonden er tot 92 buitenkampen, verspreid over Noord-Duitsland. Het kamp was bestemd voor krijgsgevangenen, gijzelaars, verzetsstrijders, joden, zigeuners, homoseksuelen en Jehova’s getuigen. Gedurende de oorlog verbleven ongeveer 106.000 mensen in Neuengamme, waarvan 55.000 omkwamen. Het regime was gebaseerd op onmenselijke en vernederende behandeling. Een groot aantal slachtoffers viel bovendien door epidemieën als gevolg van onvoorstelbaar slechte sanitaire voorzieningen en gebrek aan voedsel. Tegen het eind van de oorlog werden de geïnterneerden geëvacueerd om zoveel mogelijk sporen van de gepleegde oorlogsmisdaden uit te wissen. Tijdens die evacuatie werden de schepen waarop ze werden vervoerd door de geallieerden aangezien voor troepentransportschepen en gebombardeerd. Bij die aanval kwamen nog eens tussen de 7000 en 8000 mensen om het leven.

Een overlijdensakte voor een vermiste

De grote aantallen mensen die tijdens de tweede wereldoorlog waren weggevoerd leidden tot grote onzekerheid bij de achterblijvers. Zolang er geen officieel bericht van overlijden was, bleef de hoop op terugkeer bestaan. Al tijdens de oorlog begon het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis met het verzamelen van gegevens en het informeren van autoriteiten en nabestaanden. Om formeel een eind te maken aan de rechtsonzekerheid werd in 1949 de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten ingesteld. Deze commissie verzamelde namen van vermisten en publiceerde die in de Staatscourant. Wanneer daarop geen reactie kwam, werd een overlijdensakte opgemaakt in een centraal register en kreeg de ambtenaar van de burgerlijke stand in de laatst bekende woonplaats in Nederland opdracht die akte ook in het overlijdensregister op te nemen. Als overlijdensdatum moest vaak een vermoedelijke datum worden gekozen, omdat de exacte datum meestal niet bekend was. In een aantal gemeenten was het aantal vermisten zo groot, dat speciale registers voor dat doel werden aangelegd. In onze provincie waren dat Groningen en Winschoten, die hun grote groep joodse inwoners niet zagen terugkeren. In 1951 werd de overlijdensakte van Jannes Noorman opgemaakt (zie de vergrootbare illustratie boven dit artikel), met als overlijdensdatum 16 maart 1945. Volgens de akte van Hendrik Jan Droppers is hij overleden op 9 maart en Ares Gerrit Dijkstra en Jan Josephus Hoeder op 10 maart 1945.

Vijf struikelstenen in de Anna Paulownastraat

Sinds een aantal jaren worden in Duitsland zogenaamde Stolpersteine aangebracht, kleine plaquettes op straat om de voorbijgangers te herinneren aan een voorval dat daar in de oorlog heeft plaats gevonden. De voorbijganger moet figuurlijk struikelen over die gebeurtenis en er niet achteloos aan voorbijgaan. Op 11 april 2010 zijn voor de Anna Paulownastraat 26 vijf struikelstenen aangebracht ter herinnering aan de vijf mannen die daar zijn opgepakt en vervolgens hun leven hebben gelaten.

                                                                                              Albert Beuse

Formaliteiten (1940)

14 donderdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Dood, Geboorte, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Geboorte

“Van elke geboorte (ook van levenloos ter wereld gekomenen) moet binnen drie dagen na de bevalling aangifte worden gedaan bij den Ambtenaar van de Burg. Stand in de plaats, waar de geboorte is geschied.
De aangifte moet geschieden door den vader of bij ontstentenis van dien, door dokter of vroedvrouw.
In de door den ambtenaar opgemaakte geboorte acte wordt datum, uur en plaats der geboorte vermeld, benevens de voornamen van het kind, de voornaam, namen, beroep en woonplaats van de ouders en van den aangever.
Van een onwettig geboren kind mag den naam van den vader niet worden vermeld, tenzij de vader het kind erkent.
De geboorte acte wordt door den ambtenaar en den aangever onderteekend.”

Commentaar:
Dit spreekt allemaal vanzelf. Interessant is of er ook akten zijn van buitenechtelijk geboren kinderen, die toch meteen al door hun vaders worden erkend. Zo’n akte zijn we nog niet tegengekomen. Wel gebeurt het redelijk vaak dat kinderen op een later tijdstip bij een huwelijk worden erkend. Waarbij de nieuwe vader nog niet de biologische vader hoeft te zijn.

Ondertrouw en huwelijk

“Zij, die een huwelijk wenschen te sluiten moeten daarvan aangifte doen bij den ambtenaar van den Burg. Stand in de woonplaats van een der partijen. Deze aangifte kan zoowel mondeling als schriftelijk geschieden. Bij mondelinge aangifte teekenen de bruid en bruidegom in het register. Het voorgenomen huwelijk wordt aldaar afgekondigd door den ambtenaar van den Burg. Stand, die er een acte van opmaakt, welke wordt ingeschreven in het register van huwelijks aangifte.
Behalve deze ingeschreven acte zal de ambtenaar een kennisgeving doen aanplakken aan het gemeentehuis op een Zaterdag vóór de voltrekking van het huwelijk. (14 dagen tevoren indien de a.s. echtlieden in dezelfde gemeente wonen, drie weken tevoren indien zij in verschillende plaatsen wonen).
Deze aankondiging (onder de geboden hangen) heeft ten doel gelegenheid te geven tot het te berde brengen van bezwaren tegen het voorgenomen huwelijk door personen, die mennen hiertoe gerechtigd te zijn.
Het huwelijk wordt voltrokken door den ambtenaar van den Burg. Stand in het openbaar in het gemeentehuis van de woonplaats van bruid of bruidegom.”

Commentaar
De huwelijksafkondiging, een eeuwenoud gebruik, is in 1987 afgeschaft. Ongetwijfeld zijn er huwelijken tegengehouden en heeft dat ook tot processen geleid. Graag zouden we een verhaal over zo’n zaak op dit weblog hebben. Dus wie er een weet…

Dood

“De teraardbestelling van een lijk dient volgens de wet te geschieden tusschen 36 uur en 5 dagen na overlijden. Voor een begrafenis heeft men noodig: schriftelijk verlof van den ambtenaar van den Burg. Stand, welk verlof verkregen wordt na overlegging van de verklaring van overlijden afgegeven door den behandelenden geneesheer. Bij gebrek aan een zoodanige verklaring gaat doodschouw vooraf.
Bij vermoedens van onnatuurlijken dood behoeft men de schriftelijke toestemming van den Officier van Justitie of van den Rechter Commissaris.
Bij ontbreken van nabestaanden of instellingen (armbestuur), die hiervoor in de termen vallen, zorgt de Burgemeester voor de begrafenis van een overledene.
Voor alle bij een begrafenis noodige formaliteiten wordt door den begrafenisondernemer gezorgd.”

Commentaar
Over de doktersverklaringen hebben we het hier al eens gehad. Een verhaal over een geval waaraan de Officier van Justitie te pas kwam staat nog op stapel. Bemoeienis van burgemeesters zal vooral kunnen blijken uit oude gemeente-archieven.

—

Bron van de citaten: Amy Groskamp – Ten Have, Hoe hoort het eigenlijk, de vierde druk uit 1940, die ook ingaat op allerlei uitzonderingen en bijzondere situaties.

← Oudere berichten

Met medewerking van:

  • RTV Noord
  • Groninger Museum
  • GAVA
  • NGV afd. Groningen
  • RHC Groninger Archieven

Categorieën

  • aankondigingen
  • ambtenaren
  • Beroemd
  • Berucht
  • Bijzonder
  • Dood
  • Geboorte
  • Grappig
  • Huwelijk
  • Rare namen
  • Religie
  • soldaten
  • Starten met onderzoek
  • Uitzending gemist
  • Uncategorized
  • Vergissingen

Archief

  • maart 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010

Blog Stats

  • 67.309 hits

Meta

  • Registreren
  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.com

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Loket voor lief en leed
    • Doe mee met 32 andere volgers
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Loket voor lief en leed
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Deze inhoud rapporteren
    • Site in de Reader weergeven
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen
 

Reacties laden....