• Een militair als voorvader
  • Familienamen: van Klöne naar Kluin en Klune
  • Over dit weblog
  • Trouwen en scheiden, landelijk beeld vanaf 1950

Loket voor lief en leed

~ 200 jaar Burgerlijke Stand

Loket voor lief en leed

Categorie Archief: Dood

Nachtmerrie op de Oostzee

11 maandag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Berucht, Dood

≈ 2 reacties

Misschien zijn we geneigd te denken dat zulke gruwelen als in Alphen aan de Rijn alleen maar in onze tijd kunnen plaatsvinden. Dat is niet zo. Vroeger vonden ze ook wel eens plaats, alleen kleinschaliger, zo bewijst de geschiedenis van het Pekelder kofschip Charlotta.

Soms kan je lang zoeken naar een overlijdensakte, maar moet je berusten in de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, dat die nooit is opgemaakt. Hoewel uit andere bronnen wel degelijk bekend is, dat iemand overleed, en zelfs de omstandigheden van diens dood maar al te bekend zijn.

Zo zwijgen de overlijdensregisters van de beide Pekela’s in alle talen over kapitein Timotheus Meinderts Mulder. Terwijl eind juni 1850 allerlei Nederlandse kranten een verhaal bevatten over diens dood, en de angstaangjagende gebeurtenissen die daaraan voorafgingen.

De 47-jarige Mulder was kapitein van het kofschip Charlotta, dat in maart 1849 van Pekela vertrok naar Amsterdam, om vandaar koers te zetten op Nantes. Naar zijn thuishaven zou het schip nooit terugkeren. Vanaf Nantes deed het dat jaar diverse reizen, waarbij in Antwerpen nog een matroos aanmonsterde. Uiteindelijk zou het schip in Bergen, Noorwegen, in winterkwartier gaan liggen.

In maart 1850 vertrok het vanuit die haven naar de Russsiche hoofdstad Sint Petersburg. Het was de bedoeling om daarna eindelijk weer naar de Pekela te gaan, maar op deze thuisreis ging de kapitein voor hem vreemd gedrag vertonen. Hoewel er vroeger nooit iets bijzonders met hem aan de hand was geweest, was hij nu stil, in zichzelf gekeerd en verzonken in gedachten.

Waarschijnlijk was Mulder depressief. Het verhaal achteraf wil, dat hij op zeker moment bij de stuurman in de kajuit kwam en deze verweet dat hij een verkeerde koers voer. Het verwijt leidde tot een ruzie, de kapitein greep een mes en stak daarmee de stuurman neer. Vervolgens gooide hij de man overboord.

Benedendeks hoorden de kok en een matroos geschreeuw dat de stuurman in zee lag. Toen ze op dek kwamen om te kijken wat er aan de hand was, zagen ze de kapitein aan het roer staan. Het schip lag op de wind. Zij hielpen bij het wenden, voor een poging om de stuurman te redden. Intussen stond de kapitein er wezenloos bij. De reddingspogingen mislukten, de stuurman verdween in de diepte en het schip hervatte zijn koers.

Toen de bemanning voor een ontbijt naar beneden ging, was de kapitein nog steeds zeer zwijgzaam. Alleen zei hij af en toe: “Onze beste man is weg”. Na het ontbijt haalden de kok en een matroos op het voorschip de fokkeschoot aan. Terwijl ze dat deden hoorden ze achter zich angstkreten. Ze keken om en zagen nog net hoe de matroos die in Antwerpen aan boord was gekomen, met zijn handen op het hoofd op het dek viel. Achter hem stond de kapitein. Ze kwamen dichterbij en zagen dat de matroos bloedde. De kapitein had een mes in zijn hand, waarmee hij ook hen bedreigde.

De matroos vluchtte in de voormast en de scheepskok in de achtermast, waar ook de scheepsjongen een goed heenkomen zocht. Naderhand kwam de matroos vanuit de voortop langs het stag bij de andere twee. De kapitein probeerde via het want bij ze te komen, maar dat mislukte, doordat de drie bemanningsleden blokken uit het tuig sneden, waarmee ze hem bekogelden.

De kapitein klom weer uit het want en nodigde ze uit om bij hem op het dek te komen. Als ze niet deden wat hij zei,  zou hij het schip laten zinken. Inmiddels had hij al een bijl in zijn handen. Ze antwoordden, dat ze alleen naar beneden kwamen, als hij zijn mes in zee gooide. Dat deed hij na veel vijven en zessen. Ook kieperde hij de door hem vermoorde matroos overboord. Met een puts water begon hij diens bloed van het dek te schrobben.

Toen hij daarna met de bijl door het luik ‘t vooronder inging, en de bemanningsleden daar kapgeluiden vandaan hoorden komen, concludeerden ze dat hij bezig was met het openhakken van de ballastpoort met de bedoeling om het schip te laten zinken. Ze klommen naar beneden, en vroegen de kapitein, toen die zijn hoofd weer boven het dek stak, om de bijl af te geven, wat hij deed. Ze kapten de touwen, waarmee de sloep vast op het dek zat en brachten de sloep in zee. Ze namen plaats in de sloep en riepen de kapitein toe om bij ze te komen, wat Mulder weigerde.

Het schip begon te zinken. Om zich niet te laten meeslepen, roeiden de bemanningsleden de sloep een eind weg. De kapitein ging naar de kajuit. Kort daarop zonk de Charlotta. De bemanningsleden werden opgepikt door een Russisch schip, dat vlakbij voer en ze naar een veilige haven bracht. Vanuit die haven vertrok de kok via Kiel naar Amsterdam, terwijl de overgebleven matroos en de scheepsjongen aanmonsterden op een schip naar Stettin.

Tot zover het verhaal van kapitein Timotheus Mulder. Tevergeefs zullen we dus zoeken naar diens overlijdensakte. Hoewel dit verhaal in allerlei kranten stond, is er nooit zo’n akte opgemaakt. Wellicht komt dit ook, doordat de kapiteins aan boord verantwoordelijk waren voor het opmaken van zulke aktes. Bovendien lijkt het er sterk op dat Timotheus Meinderts Mulder geen nazaten had. In zo’n geval was er ook niemand, die belang bij zo’n akte had, bijvoorbeeld omdat die nodig was voor een huwelijk.

                                                                                                Harry Perton

—

Met dank aan Dick Kuil, die in zijn boek Zeilende ter hoogte van…. (Ten Boer 2005) dit verhaal op pagina 40 – 41 uit de doeken deed.

Een kinderlijkje in het Kolonelsdiep

01 vrijdag apr 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Berucht, Dood

≈ Een reactie plaatsen

Op 28 februari 1876 vindt er een bijzondere overlijdensaangifte plaats in de gemeente Grootegast. De analfabete dagloner Hesder de Vries komt dan in het gemeentehuis om te verklaren dat er vijf dagen eerder, in de middag van 23 februari, in het Kolonelsdiep tussen Grootegast en Lutjegast…

“door hem is gevonden een levenloos, pasgeboren kind van het mannelijk geslacht, waarvan de ouderdom en herkomst niet kan worden opgegeven, gewikkeld in een wit en in een blauw katoenen zakje, omwonden met een touw, en waarin zich mede bevonden drie stukjes steen.”

Dat de herkomst van het dode kind niet kon worden opgegeven, getuigt van overdreven voorzichtigheid, want intussen was er al een vrouw aangehouden wegens “kindermoord” of “het verdrinken van een pasgeboren, levensvatbaar kind”.

Deze Antje Nosbomer (41), sinds 1866 de weduwe van de horlogemaker Jan Penninga (haar tweede man), was geboren in Doezum, maar woonde met drie kinderen in Grootegast. Begin januari bleek zij van het jongetje te zijn bevallen. Op 25 februari werd ze voorlopig aangehouden en op 27 februari overgebracht naar het Huis van Bewaring.

Medio juni kwam haar zaak voor het Gerechtshof in Leeuwarden. “Zij had het kind”, aldus de krantenverslagen,

“…in een paar slopen gedaan, een paar stenen erbij gevoegd en toen in een sloot nabij hare woning geworpen. Circa vier weken later daar weer uitgehaald, heeft zij het in de vaart geworpen, waarna het gevonden werd.”

Ze beweerde dat het jongetje al dood was toen ze het in het water deponeerde, maar volgens deskundigen leefde het toen nog. En daarbij sloot de advocaat-generaal zich aan in zijn eis: acht jaar tuchthuis. Haar advocaat echter, bestreed het rapport van de deskundigen, volgens hem was er geen bewijs dat het kind nog leefde toen het in het water kwam en hij

“zag dan ook met gerustheid eene vrijspraak tegemoet”.

En dat bleek allesbehalve grootspraak. Want in zijn uitspraak gaf het hof vrouw Penninga het voordeel van de twijfel. Het was onbekend wat er met het kind gebeurde tussen begin januari, toen zij ervan beviel, en eind februari, toen het kind gevonden werd:

“Zoo heeft het hof daaromtrent geen volkomen zekerheid en kan het zich niet vereenigen met het oordeel der deskundigen dat dit kind, hoewel geleefd hebbende na de geboorte, nog leefde toen het in het water werd geworpen, zoodat het feit, aan beklaagde ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend is bewezen en zij behoort te worden vrijgesproken…”

De weduwe Penninga zou gewoon terugkeren naar Grootegast. Opmerkelijk is, dat zij al eerder, in 1868 en 1871, onechte kinderen kreeg. Ze stond toen te boek als dagloonster en leek dus in sociaal opzicht enigszins afgezakt na de dood van haar horlogemaker. Als zij het jongetje dat begin 1876 werd geboren inderdaad niet ombracht, zal ze diens stoffelijke overschot in het water hebben gegooid om zich de zoveelste schande, en misschien de begrafeniskosten, te besparen. In 1883 zou ze nog voor een derde keer trouwen, met een dagloner. Ook bij dat huwelijk stond ze te boek als dagloonster. In 1889 overleed ze in Grootegast, toen ze 55 jaar oud was.

                                                                                                 Harry Perton

Met dank aan Jakob Franken.

Bronnen, behalve de gelinkte: Groninger Archieven, archief Officier van Justitie bij de Arrondissementsrechtbank Groningen (toegang 897) inv. nr. 49, zaak 1546; archief Arrondissementsrechtbank Groningen (toegang 883), inv. nr. 594 besluiten van de Raadkamer d.d. 2 maart en 6 april 1876. Op zich zeggen deze stukken inhoudelijk weinig over de zaak, maar ze helpen wel op weg qua procedure. Niet geraadpleegd is het procesdossier in het Tresoar te Leeuwarden. Waarschijnlijk bevat dit nog ettelijke bijzonderheden.

Ambtelijke emoties

28 maandag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Dood

≈ Een reactie plaatsen

De derde bijdrage van de gemeente Groningen aan ons weblog gaat over het aangeven van sterfgevallen.

Opoe Tjadens zou met haar 106 jaar ook in onze huidige tijd de oudste inwoner van Groningen zijn geweest. Het aantal mensen dat de gezegende leeftijd van 100 of ouder bereikt, neemt toe. Maar het blijft een betrekkelijke zeldzaamheid. Onder de 190.000 inwoners van Groningen bevinden zich op dit moment welgeteld 22 mensen die 100 of ouder zijn. En het betreft louter vrouwen! De oudste Stadjers gaan momenteel al 105 jaar mee. Dit blijkt uit cijfers van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente Groningen.

Helaas komt eens de dag dat het afgelopen is. En daar hoort aangifte van overlijden bij. Tot 2009 gebeurde dat bij de burgerlijke stand in de Kreupelstraat. Tegenwoordig vindt het overgrote deel van de overlijdensaangiftes echter plaats op de begraafplaats Selwerderhof. Daar is ook het gemeentelijk loket Begraven gevestigd. De reden? Begrafenisondernemers en nabestaanden moeten er vaak toch al in de buurt zijn. En na een sterfgeval zit niemand te wachten op meerdere contactpersonen van de gemeente en papieren rompslomp.

Vrijwel altijd doet een begrafenisondernemer aangifte van overlijden. Zo’n 10 tot 20 keer per jaar verricht een nabestaande liever zelf deze handeling. Dan treffen de medewerkers van het loket Begraven een verdrietige zoon, dochter, vader of moeder. De familieleden van de gestorvene beschouwen de aangifte in die gevallen als een deel van de verwerking van het verlies.

Als een begrafenisondernemer zich meldt bij het Loket Begraven, weten de medewerkers via hem of haar al van een overlijden. Dit geven ze dagelijks via fax of mail door. De medewerkers zoeken de gegevens van de overledene op in de GBA en maken de overlijdensakte alvast klaar. De begrafenisondernemer moet deze akte ondertekenen. De ambtenaar van de burgerlijke stand controleert de verklaring van de arts die het sterfgeval heeft geconstateerd en verleent toestemming tot begraven of cremeren.

Dit administratieve proces is in de loop van de tijd niet wezenlijk veranderd. Behalve dat de typemachine en het papier plaatsmaakten voor de pc. “Als je één foutje maakte bij het typen, kon de hele akte weer opnieuw”, aldus een medewerker die dat nog meegemaakt heeft. En de tijd is dus voorbij dat een haastige begrafenisondernemer zijn lijkwagen op de stoep van de Kreupelstraat parkeerde. Naast het loket bij het Selwerderhof neemt ook het geboorteaangiftenloket in het Martiniziekenhuis en dat aan de Kreupelstraat een enkele overlijdensaangifte op. Het gaat dan om levenloos geboren kindjes.

Een aangifte van overlijden is nooit leuk. Sommige nabestaanden en begrafenisondernemers moeten hun verhaal kwijt en dat leidt vaak tot een brok in de keel bij de medewerkers. “Ik moest in het begin wel wennen aan het idee dat ik op een begraafplaats ging werken”, vertelt een medewerker van het loket Begraven. ‘Maar kijk hoe mooi het park Selwerderhof is. Nu het lente wordt, komen de kastanjebomen weer in bloei en hoor je de vogeltjes fluiten.” En zo heeft ook dit werk van de burgerlijke stand zijn mooie én moeilijke kanten.

Sander van der Zwaag

Het beest in haar lijf

28 maandag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Dood, Religie

≈ Een reactie plaatsen

Als op 18 september 1822 de 22-jarige boerendochter Alberdina Margaretha Rummerink overlijdt, veroorzaakt dat een grote verslagenheid in de gemeente Haren. Niet alleen stierf deze “heerlijk ontluikende bloem” onverwacht in haar slaap, ook was ze geliefd vanwege haar  “innemend karakter” en ”hare zachtheid en zedigheid”,

“karaktertrekken, welke het betooverend vermogen hebben, om de harten van anderen geheel aan zich te boeijen”.

Daarom hield Wybrandus Holwerda, de predikant van Haren bij wie Alberdina catechisatie volgde, ook een speciale preek naar aanleiding van haar onverwachte dood. Zo kon hij bijvoorbeeld Alberdina’s meer losbandige leeftijdsgenoten de onzekerheid van het leven voorhouden en oproepen om zich tijdig te bekeren.

Naderhand liet ds. Holwerda deze preek drukken, en dat bood hem ook de gelegenheid om uit te wijden over een ander sterfgeval, dat vijf dagen na het overlijden van Alberdina Rummerink het gesprek van de dag in Haren werd. In zijn preek stipte hij dit andere sterfgeval al terloops aan, door te wijzen op

 “…de folteringen waarmede menig lijder op het ziekbed worstelt, gepaard met de ontzettendste zielskwellingen, waarvan wij thans onder ons een voorbeeld vinden.”

De naam van dit voorbeeld gaf hij niet. Maar omdat hij in zijn aantekeningen achter de preek schreef dat het om een “jonge vrouw” ging, die vijf dagen na Alberdina in Haren stierf, kan het alleen maar gegaan zijn om de 34-jarige Aafje Everts, de vrouw van de landbouwer Geert Hoving. Holwerda zegt over haar:

“Maanden lang sukkelde zij aan eene uitterende ziekte; vergezeld met geweldige pijnen in de ingewanden, welke van tijd tot tijd toenamen, en haar ijsselijk folterden, zoo zelfs dat haar daardoor somtijds de spraak en het denkvermogen benomen werden. Doch het ergste en ontzettendste was: het arme mensch verkeerde in het denkbeeld, dat zij betooverd was, en een dier in haar ligchaam had, hetwelk in hetzelve omkroop.”

Aafje Hoving-Everts was er zelfs zo erg aan toe, dat ze zich op een onbewaakt  moment uit haar bed liet vallen om een mes van een tafel te kunnen pakken, dat ze in een zakdoek verstopte. Toen men haar vond, het mes ontdekte en vroeg wat ze ermee wilde doen, zei ze dat ze dat beest in haar lijf wilde doodsteken.

Natuurlijk werd ds. Holwerda erbij geroepen. Hij kon praten als Brugman om Aafje van haar idee af te brengen, maar dat haalde niets uit. Pas toen de predikant haar voor de allerlaatste keer bezocht, bleek ze heel rustig en bij haar volle verstand. Nu wilde ze wel naar hem luisteren en nam ook dankbaar aan wat hij zei. Vlak voordat ze stierf gaf ze nog haar “stellige begeerte” te kennen dat er na haar dood sectie op haar lichaam gepleegd zou worden, zodat de ware oorzaak van haar lijden zou uitkomen. Inderdaad vond deze lijkschouwing plaats in aanwezigheid van zes getuigen:

“Doch men heeft geen spoor van eenig dier in de ingewanden gevonden, maar wel eene bijna verteerde long, een vergaan net, en in sommige darmen eene kankerachtige rotting, zoodat men hieruit gemakkelijk kan opmaken, hoeveel de lijderes heeft moeten uitstaan voor en aleer hare ingewanden tot dien staat van verrotting en vertering zijn gekomen.”

Een en ander vormde reden voor ds. Holwerda om nog eens te waarschuwen tegen het “rampzalig bijgeloof”, dat “tegen alle Rede en Openbaring aanloopt”:

“…mogt deze daadzaak, welke in mijne Gemeente algemeen bekend is, hiertoe iets bijdragen!”

                                                                                                 Harry Perton

Bron:
Universiteitsbibliotheek Groningen: W. Holwerda, Een woord ter herinnering, voornamelijk voor jongelieden, bij gelegenheid van een alleronverwacht en aandoenlijk sterfgeval, of leerrede over Numeri 20 : 28b (Groningen 1822)

Een soldaat van Napoleon

22 dinsdag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Dood, soldaten

≈ 2 reacties

In het overlijdensregister van Delfzijl over 1833 bevindt zich de doodsakte van Geert Onnes Siertzema, die in 1791 in diezelfde plaats geboren werd. Opmerkelijk is, dat de akte bestaat uit een brief van het Franse ministerie van oorlog, die meldt dat Geert ruim negentien jaar eerder als infanterist gestorven was in een hospitaal te Maagdenburg.

Geert was dus soldaat van Napoleon. Volgens de brief werd hij dat op 28 december 1812. Dan deed hij er vrij lang over om zijn regiment te bereiken, want volgens een brief de dato 16 november 1812 in het gemeente-archief van Delfzijl, moest hij zich op 18 november om 9.00 uur des ochtends met andere Delfzijlster ‘conscrits’ – zeg maar dienstplichtigen – melden op het stadhuis van Groningen.

In die periode, eind 1812, is de Grande Armée op de terugtocht uit Rusland. Eind november vond de slag bij de Berezina plaats, waar Nederlandese pontonniers in het ijskoude water een brug construeerden, waarover Napoleons rompleger ontkwam. Daar was Geert dus niet bij. Mogelijk heeft hij in oktober 1813 de grote Volkerenslag bij Leipzig meegemaakt. Maagdenburg bevindt zich ten noordwesten van die plaats, het zou maar zo kunnen zijn dat hij op de terugtocht van die slag ziek of gewond is geraakt.

Waarom het Franse ministerie van oorlog negentien jaar na het overlijden van Geert nog eens een brief naar Delfzijl stuurde, is onbekend. Je zou verwachten dat er eerst vanuit Delfzijl een verzoek om inlichtingen was gedaan, maar helaas, andere correspondentie dan de bovengenoemde is niet aangetroffen.

Met dank aan Mattheus Dijkema en Jeroen Hillenga.

Uitvindster van de rollator

22 dinsdag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Beroemd, Dood

≈ 1 reactie

 

Wist u dat de rollator een Groningse uitvinding was? Ja, het is echt zo. De uitvindster was in de jaren 1932 – 1935, toen ze op 106-jarige leeftijd stierf, tevens de oudste inwoner van Nederland.

Om haar evenwicht te bewaren liep ze altijd achter een verbouwde kinderwagen de stad door. Elke dinsdag ging ze zo naar de bloemenstalletjes op de Vismarkt. En dan legde men speciaal voor haar het verkeer even stil, zodat ze rustig en veilig kon oversteken.

In de uitzending van Loket voor Lief en Leed van vanavond (dinsdag 22 maart 2011) staan wij ook even stil bij deze ‘opoe Tjadens’. Allereerst haar naam. Daar was iets mee, die blijkt eigenlijk niet te kloppen. En hoe grondiger we haar doopceel lichten, hoe meer raadsels we tegenkomen. De uitvindster van de rollator blijkt zodoende omgeven met mysteries…

Nader kennis maken met deze legendarische en indertijd zeer geliefde stadsfiguur? Kijk dan vanavond  naar de nieuwe aflevering van ’t Loket voor Lief en Leed op TV Noord. De uitzending begint om ongeveer half zeven, maar wordt daarna ieder uur herhaald. Wij wensen u veel kijkplezier!

Rampjaar 1864

21 maandag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ 2 reacties

Naast de Spaanse griep van 1918 zijn er door de eeuwen heen diverse andere rampen geweest die directe invloed hadden op de persoonlijke levens van mensen. We moeten dan niet alleen denken aan oorlogen, maar ook aan de allerlei ziekten die hun tol eisten. Daar werden de gewone man en vrouw zelfs veel vaker door getroffen.

Neem het echtpaar Jan Brink en Gepke Meines de Boer, dat anno 1855 in Leek trouwde. Hij was toen 32 jaar oud en zij 26. In de jaren tussen 1857 en 1863 kregen ze vier kinderen, te weten: Martje, Grietje, Jannes en Meine.  

Dan treft hun het noodloot. Want in anderhalve week tijd, tussen 31 october 1864 en 9 november 1864, overlijden al deze kinderen, dan een tot zeven jaar oud, te Grootegast. Terwijl hun grootmoeder van vaderskant, Martje Roelfs Brink, ook nog in deze periode sterft. De ellende van Jan en Gepke moet enorm geweest zijn. Maar op de een of andere manier hebben zij zich herpakt. Want in de nog komende jaren krijgen ze nog drie kinderen, namelijk Martje, Jannes en Meine, die in de jaren 1865 – 1869, alledrie te Opeinde worden geboren.

In  overlijdensregisters zie je wel meer gezinnen die verschillende kinderen in een kort tijdsbestek verliezen. De akten geven geen doodsoorzaken. Toch kan  het voor de familie-onderzoeker van belang zijn om te weten of er zich in een bepaalde tijd een ziekte of epidemie heeft voorgedaan. Zo heb je immers een verklaring voor de grote sterfte. 

Voor een beeld van de gezondheid en gezondheidszorg in Groningen in de negentiende eeuw, is het proefschrift van W. Baron een rijke bron van informatie.  In die dissertatie staat op bladzijde 424 en 425 een overzicht van de diverse epidemieën in Groningen.  Het proefschrift is hier als PDF te downloaden.

Daarnaast zijn er diverse websides over rampen in Nederland.  Zo geeft Rampenpublicaties een overzicht van epidemieën in Nederland en Vlaanderen tussen 1500 en 2000, terwijl 20 Eeuwen Nederland een meer algemene beschrijving van ziekmakende omstandigheden met doorverwijzingen geeft.

                                             Tobias Wagenaar

Met dank aan Mattie Bruining-Hoeksma.

‘Deserteur’ blijkt allang dood

17 donderdag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood, soldaten, Vergissingen

≈ 4 reacties

Isaac Krips was net 21 jaar oud, toen hij op 15 februari 1814 overleed in het Militair Hospitaal te Groningen. Isaac was de zoon van een Leeuwarder barbier en maakte deel uit van de derde kompagnie der Friese Nationale Garde. Vanwege het beleg van Delfzijl, dat nog steeds door Franse troepen bezet was, lag zijn eenheid in Appingedam.

Isaacs overlijden werd bij de Burgerlijke Stand aangegeven door twee 'zieken majoors' van het Militair Hospitaal. Desondanks – en dat is eigenlijk best wel navrant – komt zijn naam voor op een lijst van deserteurs uit de Friese Nationale Garde, die de commandant daarvan anderhalve maand later opstelde en naar  Leeuwarden opstuurde. Op die lijst staan in totaal 96 manschappen en de commandant verzocht zijn superieuren om die voor de krijgsraad te dagen. Volgens de lijst was Isaac op 14 februari gedeserteerd. Waarschijnlijk lag hij toen al in het hospitaal. Kennelijk wisten zijn meerderen niet van zijn opname en bleven ze ook onkundig van zijn dood, zodat ze zijn naam een hele tijd later nog als deserteur opgaven.

Waaraan Isaac stierf is onbekend. In de ochtend van 12 februari, terwijl het zwaar mistte, ondernamen de Fransen ’s morgens nog met 300 man een uitval uit Delfzijl, waarbij ze in de omgeving van Geefsweer en Tuikwerd in een “scherp gevecht” raakten met 200 man van de Nationale Garde. Daarbij vielen aan de kant van de gardisten drie doden en twaalf gewonden, waarvan er vier zeer slecht aan toe waren. Wellicht liep Isaac bij deze schermutseling verwondingen op, en raakten zijn superieuren door de mist het zicht op hem kwijt.

Maar het is ook mogelijk dat hij ‘gewoon’ ziek was geworden. Het was een barre winter, er heerste strenge vorst, en de belegeraars hadden een groot gebrek aan goede winterkleding. Dat bevorderde hun gezondheid niet bepaald en vormde, naast het achterwege blijven van soldij, ook een voorname reden voor desertie. De 96 Friezen op de lijst van eind maart waren bij lange na niet de enigen die men daarvan verdacht.

Maar wat het geval van Isaac Krips ons vooral leert, is hoe instanties langs elkaar heen kunnen werken. Dat is iets waar je terdege rekening mee moet houden. Ga je als nazaat alleen maar af op zo’n lijst van deserteurs, dan komt je voorouder er heel slecht vanaf. Terwijl door de overlijdensakte een heel ander beeld ontstaat. Een en ander betekent dat je als onderzoeker liefst meerdere bronnen moet raadplegen, voordat je iets met zekerheid kunt vaststellen. Waar je slechts een enkele bron hebt, kan je slechts voorlopige conclusies trekken.

Literatuur over het beleg van Delfzijl:

  • M. Busch, ‘Dagverhaal van de blokkade van Delfzijl in 1813 en 1814’, in: Bijdragen tot de geschiedenis en oudheidkunde inzonderheid van de provincie Groningen, deel I (1864), 324 – 363.
  • Jaap Bottema, Delfzijl, schetsen uit de Franse tijd (Bedum 2004) 106 – 120.

Met dank aan Maarten Krips

Schipbreuk op Bornholm

16 woensdag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ 1 reactie

Op 30 maart 1859 maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand te Wildervank een overlijdensacte op voor vier leden van een en hetzelfde gezin:

  • Jurrien Jans Joosten (37), de vader;
  • Geertje Hindriks Hazewinkel (28), de moeder;
  • Jan Jacob Joosten (3), hun zoontje;
  • Alberta Annechina Joosten (1), hun dochtertje.

Allen overleden bijna vijf maanden eerder, en wel op 6 november 1858 te Allinge, op Bornholm, een Deens eiland in de Oostzee. Volgens G. Redeker uit Roosendaal, die ons op dit geval attendeerde, ging het om een schippersgezin, dat op die noodlottige dag met zijn kofschip de Neptunus onderweg was van Perau naar Schiedam. “Wat er deze reis is voorgevallen”, aldus Redeker,  “heb ik nog niet kunnen achterhalen , maar wel is bekend dat hij met zijn vrouw en zijn twee jongste kinderen aan boord is vergaan waarbij ze allemaal zijn verdronken. Ze zijn wel gevonden en worden op 11-11-1858 te Allinge begraven.”

Redeker kon de havenstad Perau niet thuisbrengen, en vermoedde dat deze in Polen lag. Een Perau bestaat of bestond er inderdaad niet aan de Oostzee. Waarschijnlijk ging het om Pillau in Oost-Pruissen, vlakbij Koningsbergen. Sinds de Tweede Wereldoorlog, toen Rusland dit gebied inlijfde en de Duitsers er wegjoeg, heet die stad Baltyisk, naar de Baltische golf.

Allinge, op de noordpunt van Bornholm, ligt ruim 300 kilometer ten westen van het voormalige Pillau. In zo’n geval als dit verdient het altijd aanbeveling om even naar de scheepsberichten in de krant te kijken. Inderdaad vinden we in de Groninger Courant van 17 november 1858 dit bericht, dat acht dagen eerder uit Allinge kwam:

“In den nacht van den 6den dezer is hier aan de kust een vaartuig gestrand, wiens geheele manschap den dood in de golven gevonden heeft. Uit de aangespoelde stukken is gebleken, dat het vergane schip hoogstwaarschijnlijk is de Neptunus, gevoerd door kapitein J. J. Joosten uit Wildervank. Gisteren en heden heeft men de lijken van 6 volwassen manspersonen, van eene vrouw en 2 kleine kinderen uit zee opgevischt. De doodstrijd dezer ongelukkigen moet niet lang geduurd hebben, daar de zee zoo geweldig was, dat het schip waarschijnlijk in eenige minuten tegen de rotsen is verpletterd. De lijken zullen op eene passende en Christelijke wijze ter aarde besteld worden.”

Naast het gezin Joosten-Hazewinkel kwamen dus nog vijf bemanningsleden om. In Wildervank en omgeving moet dit bericht hard aangekomen zijn.

Overigens was de oudste dochter Alberdina van het gezin Joosten-Hazewinkel voor de reis in Wildervank achtergebleven. Zij was ten tijde van de schipbreuk zes jaar oud, en ging dus mogelijk net naar school. Later zou zij trouwen met een postbode uit Stadskanaal. Ze overleed in 1934 in de stad Groningen, 81 jaar oud.

Met dank aan G. Redeker, Roosendaal.

Doodsoorzaken

10 donderdag mrt 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Dood

≈ 1 reactie

 

In een reactie op de uitzending over Spaanse griep, attendeerde Jans Bieleveld uit Appingedam ons op de aanwezigheid van geneeskundige verklaringen over doodsoorzaken, die voor de jaren tussen 1873 en 1928 in het archief van het Damster gemeentebestuur voorkomen (inv. nrs. 875 – 877 aldaar). Deze verklaringen werden opgemaakt op grond van de begraafwet van 1869 en artsen stuurden ze naar de ambtenaar voor de Burgerlijke Stand. Het eerste dodelijke slachtoffer van de ‘Influenza Espanica’ bleek in Appingedam Freerk Vennema (= Fennema) te zijn – diens briefje staat hierboven (klik op het plaatje om het te vergroten).

Overigens zijn er ook in andere gemeente-archieven dergelijke attesten bewaard, zij het niet systematisch en vaak voor een beperkt aantal jaren. Hier volgt een – waarschijnlijk niet uitputtend – lijstje:

  • Groningen van 1867 tot 1979 (niet openbaar vanaf 1951; Groninger Archieven, toegang 1399 inv. nrs. 6434 – 6462; toegang 1607, inv. nrs. 700 – 796);
  • Winsum van 1865 tot 1920 (met hiaten; Gemeente-archief Winsum, archief gemeentebestuur Winsum, inv. nrs. 1106 – 1108);
  • Adorp van 1889 tot 1936 (Gemeente-archief Winsum, archief gemeente Adorp inv. nr. 416);
  • Baflo van 1915 tot 1928 (Gemeente-archief Winsum, archief gemeente Baflo, inv. nr. 1358).

NB: wat betreft de laatste drie gemeenten is gezocht via het Groninger Archiefnet met de zoekwoorden: geneeskundige, geneeskundigen, doodsoorzaak en doodsoorzaken. Bent u benieuwd naar een andere gemeente, dan raden wij aan de inventaris(sen) van die gemeente te raadplegen.

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Met medewerking van:

  • RTV Noord
  • Groninger Museum
  • GAVA
  • NGV afd. Groningen
  • RHC Groninger Archieven

Categorieën

  • aankondigingen
  • ambtenaren
  • Beroemd
  • Berucht
  • Bijzonder
  • Dood
  • Geboorte
  • Grappig
  • Huwelijk
  • Rare namen
  • Religie
  • soldaten
  • Starten met onderzoek
  • Uitzending gemist
  • Uncategorized
  • Vergissingen

Archief

  • maart 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010

Blog Stats

  • 67.491 hits

Meta

  • Registreren
  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.com

Blog op WordPress.com.

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Loket voor lief en leed
    • Doe mee met 32 andere volgers
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Loket voor lief en leed
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Deze inhoud rapporteren
    • Site in de Reader weergeven
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen
 

Reacties laden....