• Een militair als voorvader
  • Familienamen: van Klöne naar Kluin en Klune
  • Over dit weblog
  • Trouwen en scheiden, landelijk beeld vanaf 1950

Loket voor lief en leed

~ 200 jaar Burgerlijke Stand

Loket voor lief en leed

Maandelijks Archief: december 2011

Meer doen met Alle Groningers

20 dinsdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in aankondigingen

≈ 2 reacties

Haal meer voorouders uit uw computer! Volg een workshop over het vinden van personen in Alle Groningers. Op zaterdag 14 januari, 11 februari of 10 maart 2012.
 
Steeds meer mensen zijn bezig met hun familiegeschiedenis en gebruiken hierbij de website Alle Groningers. Op die website komt ook regelmatig nieuwe informatie beschikbaar. Als u hier meer over wilt weten of zich afvraagt, of u wel optimaal gebruikt maakt van de mogelijkheden, nodigen wij u graag uit om deel te nemen aan een workshop.

Wij laten u dan zien wat er allemaal in www.allegroningers.nl te vinden is en hoe u kunt beginnen met familieonderzoek aan de hand van gegevens van de Burgerlijke Stand uit de 19e en 20e eeuw en de Doop-, Trouw- en Begraafboeken van voor 1811. De website www.allegroningers.nl is één van de belangrijkste websites bij het zoeken naar Groninger voorouders; daarnaast wordt www.genlias.nl veel gebruikt voor landelijk onderzoek. Tijdens de workshop leert u met name hoe u uw Groninger voorouders kunt vinden en met de gevonden informatie verder kunt zoeken naar uw familiegeschiedenis.
U krijgt een presentatie over de twee genoemde websites. Daarna staan er extra computers klaar, dus u hoort en ziet niet alleen de uitleg, maar kunt ook zelf aan de slag met uw eigen zoekvragen en deze voorleggen aan de begeleiders.

Deze workshop wordt gegeven in het gebouw van de Groninger Archieven, Cascadeplein 4 te Groningen. Er is parkeergelegenheid beschikbaar.
De workshop duurt 2 uur, inclusief een korte pauze.

  • Workshop 1: zaterdag 14 januari, 10.30 – 12.30 uur
  • Workshop 2: zaterdag 11 februari, 10.30 – 12.30 uur
  • Workshop 3: zaterdag 10 maart, 10.30 – 12.30 uur

Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Aanmelding is wel noodzakelijk. Dat kan tot de donderdag voor de workshop, maar… deelnemers worden toegelaten in volgorde van de ontvangst van de aanmelding en vol=vol! Het maximaal aantal deelnemers is 16; het minimum aantal is 8.

U mailt uw aanmelding naar info@groningerarchieven.nl. U geeft daarbij aan, welke workshop u wilt volgen. U ontvangt van ons een bevestiging per mail; zonder die bevestiging kunt u niet deelnemen.

Deze workshops worden georganiseerd door de NGV afd. Groningen en het RHC Groninger Archieven in het kader van het project Loket voor Lief en Leed: www.loketvoorliefenleed.nl
Uw docent heeft veel ervaring met familieonderzoek. Leden van de NGV, de grootste vereniging van en voor mensen die bezig zijn met familiegeschiedenis, treden daarnaast als begeleiders op.

Update 26 januari: De bijeenkomst op zaterdagochtend  11 februari is volgeboekt, terwijl die van 10 maart al aardig vol begin te lopen. Daarom is er besloten om een extra workshop te houden. Meer hierover vindt u hier.

 

Onze man in Yokohama

10 zaterdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Bijzonder, Huwelijk

≈ 4 reacties

Het was een huwelijk “naar den vorm, welke in Japan gebruikelijk is”, dat van Shime Nakaoka en Menno Simon Wiersum, voltrokken op 18 maart 1919 te Yokohama. Kwam de bruid uit Nagasaki, Wiersum was van origine een Groninger. In de week na hun huwelijk werd de Japanse huwelijksakte gewaarmerkt en vertaald op het Nederlandse consulaat in Yokohama. Sinds eind augustus 1921, toen de gemeente Groningen het huwelijk registreerde, bevinden de originele rijstpapieren akte (zie boven) èn de Nederlandse vertaling zich als bijlagen bij het Groningse huwelijksregister. Kort geleden was het curieuze Japanse stuk nog te zien op een expositie in de Fraeylemaborg. Het is waarschijnlijk een van de weinige huwelijksakten, die uit het vooroorlogse Yokohama bewaard gebleven zijn.

Wiersum stond in 1921 te boek als “kantoorbediende”. Hij was in 1878 geboren in Kantens als oudste zoon van een pelmulder die in 1890 met zijn gezin naar de stad Groningen verhuisde om daar commissionair te worden. Volgens de bevolkingsregisters woonde het gezin hier op het adres Rabenhauptstraat 27. In maart 1900 vertrok de jonge Wiersum, dan nog klerk, vanaf dat adres naar Hamburg. Gezien zijn latere loopbaan, zal hij in de Duitse havenstad op een handelskantoor werkzaam zijn geweest. Hij trad dus min of meer in de voetsporen van zijn vader.

Waar Menno Simon Wiersum in de Eerste Wereldoorlog verbleef is onbekend. Nadien vinden we hem terug in Japan. Afgaande op de overlijdensadvertenties voor zijn vader (eind 1920), zijn zuster (eind 1930), zijn broer (maart 1958) en hemzelf (augustus 1960) bleven zijn Japanse vrouw en hij kinderloos en zijn ze altijd in Yokohama blijven wonen.

Yokohama was indertijd al een belangrijke haven. Werkte Wiersum in 1921 nog in loondienst, in 1923 noemt de NRC hem “leidend directeur van de naamloze vennootschap MS Wiersum & Co. Ltd.”:

“Dit is eene Nederlandsche firma van zekere betekenis in Jokohama. Naast import- en exportzaken heeft zij het agentschap van de Java-China-Japanlijn en als zodanig ook van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, den Rotterdamschen Lloyd en de Holland-Oost-Azië-Lijn.”

Op de Java-China-Japanlijn voer om de twaalf dagen een paketboot tusssen Java en de Japanse havenstad. Wiersum hield zich dus bezig met de bevrachting hiervan. Naast de genoemde lijndiensten en scheepvaartmaatschappijen was hij in 1924 nog agent voor een onderneming die in Sabang op Noord-Sumatra kades en droogdokken exploiteerde en schepen voorzag van kolen en vers water.

Wiersum lijkt snel in goede doen te zijn geraakt, maar maakte zich ook verdienstelijk, want in 1923 werd hij benoemd tot ridder in Oranje Nassau. Dat gebeurde vlak voor de verschrikkelijke aardbeving die Yokohama trof.

Op zaterdag 1 september van dat jaar “golfde de aarde  als een zee”. Talloze huizen, maar ook de haven, de dokken en schepen werden vernietigd. Overal ontstonden branden die ook nog eens aangewakkerd werden door een tyfoon, zodat Yokohama veranderde in één grote brandende puinhoop. Naderhand brak er bovendien een cholera-epidemie uit, zodat de ramp qua opeenstapeling leek op die van maart 2011, die ons vers in het geheugen ligt. Maar die van 1923 kostte veel meer levens – de schatting van het aantal doden loopt uiteen van 100.000 tot 140.000, onder wie ettelijke Nederlanders.

Wiersum zat aan zijn schrijftafel toen de eerste aardschok zich aandiende. Door razendsnel onder die tafel te duiken, ontsnapte hij aan de dood  Hij komt in enkele krantenverslagen voor, zoals het ooggetuigenverslag van Johannes Bode. Volgens Bode bevonden zowel Wiersum als diens jongere broer zich de dag na de aardbeving veilig aan boord van de Tjisalak, een middelgroot schip van de Java-China-Japan-Lijn. De jongere broer had zijn gezin bij zich, maar de vrouw van Menno Simon was nog aan de wal, naar hij hoorde in Bluff Garden, een parkje vlakbij hun woonadres. Daar heeft hij haar opgehaald. Volgens Bode, die meeging, was

“…het huis van den ouden Wiersurn voor het grootste gedeelte naar beneden getuimeld. Toen we daar waren, was het precies 12 uur, dus 24 uur na de aardbeving en juist op dat moment kregen we weer een flinke aardbeving. Nog overeind staande stukken muur hier en daar gingen tegen don grond, alles wiebelde. Overigens beefde het die eerste dagen bijna aan één stuk door, doch ’t waren meerendeels kleine schokken. Voorbij het huis van den oudsten Wiersum was de weg voor een groot deel verzakt en Wiersum en Kuiper wildon niet verder. Ik ben toen nog even ovor het onbebouwde stuk land naast Wiersum’s huis geloopen naar het weggetje (…), doch naar beneden gaan dorst ik ook niet meer, dat was te gevaarlijk. Het was er alles één groote verbrande massa, verder kon ik er niets ontdekken…”

Toen Bode terugkeerde bij het uitgangspunt van de tocht, waren onder andere “de oude Wiersum en mevrouw reeds met de sloep naar boord teruggekeerd, omdat de olie, die op het water in de haven dreef, was gaan branden”. Uiteindelijk lukte het Bode toch weer aan boord te komen van de Tjisalak, net als alle nog levende Nederlanders uit Yokohama, maar ook “hopen Duitsers, Italianen en Engelsen”, 250 Chinezen en 600 Japanners. Het moet aan boord tamelijk druk zijn geweest…

De aardbeving beroofde de Nederlandse consul in Yokohama eveneens van het leven. In december 1923 werd Wiersum, wiens handelskantor intussen alweer open was, in diens plaats aangesteld als vice-consul. Getuige de Staatsalmanakken uit de jaren 1923-1929 werkte Wiersum zelfstandig op deze eenmanspost, zij het onder supervisie van de consul in Kobe. Omdat het een functie “zonder bezwaar van ’s Lands schatkist” betrof, kreeg hij geen tractement. Toch ging het ook weer niet bepaald om vrijwilligerswerk, want de Nederlandse staat betaalde sinds 1921 vrij royale onkostenvergoedingen voor de post in Yokohama: ruim 3000 gulden aan een vice-consul en bijna 5000 aan een consul.

Natuurlijk moest Wiersum daar wel wat voor doen. Om te beginnen was het consulaat geheel vernietigd bij de brand die op de aardbeving volgde. Omdat de Japanse brandverzekering bij aardbevingen niets uitbetaalde, moest Wiersum vervangende nieuwbouw zien te regelen op kosten van de staat der Nederlanden.

In zijn functie van vice-consul trad Wiersum tevens op als ambtenaar van de Burgerlijke Stand voor de Nederlanders in Yokohama. Nu was het hele consulaatsarchief verloren gegaan bij genoemde brand.en daarmee ook de dubbelen van de geboorte-, huwelijks-, echtscheidings- en overlijdensregisters. Ongetwijfeld heeft Wiersum bemoeienis gehad met de post die in 1929 op op de staatsbegroting kwam voor het maken van nieuwe dubbelen.

Een jaar eerder kwam keizer Hirohito op de troon, waarvoor op 8 november een vlootschouw in Yokohama werd gehouden. Wiersum zal  zich bij die gelegenheid hebben bevonden op de kruiser Ms. Java die voor enig vlagvertoon vanuit Nederlands-Indië was opgestoomd.

Volgens de Staatsalmanak van 1929 was Wiersum inmiddels tot consul gepromoveerd. Bovendien werd hij eind 1934 Officier in de orde van Oranje Nassau 

In de Staatsalmanak van 1940 heet hij nog steeds consul. Nadien hield het ministerie van buitenlandse zaken op te bestaan, en zullen ook allerlei missies gesloten zijn, omdat de Duitsers dit soort zaken voor de Nederlanders gingen regelen. Waar Wiersum tussen eind 1941, toen Japan Nederland de oorlog verklaarde, en augustus 1945 – bij de Japanse capitulatie – verbleef, is vooralsnog een raadsel. Zijn naam kan je in elk geval niet vinden op een lijst van mensen die in Japan gevangen zaten. Wellicht was hij apart geïnterneerd, misschien zat hij ook wel (onder huisarrest) bij schoonfamilie in Nagasaki. Daar zal hij dan net als de circa 500 Nederlanders in twee naburige gevangenkampen getuige zijn geweest van de atoombom die een eind aan de oorlog zou maken,

Na de oorlog stond er ook in Yokohama bitter weinig overeind, even weinig als na de aardbeving van 1923. Er viel vooreerst weinig te handelen, in het bijzonder voor Wiersum. Pas in 1947 zou de Japanse staat het banktegoed aan de NV Wiersum & Co. teruggeven, waarop hij in de oorlog beslag had gelegd.

De consulaten van Nederland in Japan bleven nog jaren gesloten. Wel noemt de Staatsalmanak van 1948 een Nederlandse Militaire Missie bij het Supreme Command Allied Powers te Tokio. Bij die missie werkte een “Mr. S. Wiersum” als kanselier. Waarschijnlijk is er een vergissing in het spel en ging het om onze onze man uit Yokohama. Bovenaan de ambtelijke agenda stond in deze jaren de berechting van Japanse oorlogsmisdadigers.

Uit Amerikaanse bronnen blijkt dat Wiersum diensten aan de Amerikaanse troepen in Japan verleende. Verder zal hij bemoeienis hebben gehad met de financiele afwikkeling voor de voormalige Nederlandse en Indische krijgsgevangenen in Japanse kampen.

Van 1950 tot 1952 staat hij weer in de Staatsalmanak als consul te Yokahama, waar hij in 1953, toen enkele andere Nederlandse consulaten in Japan weer werden gesloten, opgevolgd bleek door een waarnemer. Hij was toen ook al 75 jaar en mogelijk weduwnaar.

In 1960 overleed Menno Simon Wiersum zelf in Yokohama, betreurd door zijn familie in het verre Groningen. Hij maakte veel ellende mee, en twee fotoportretjes uit de collectie van het Maritiem Museum te Rotterdam getuigen daarvan. Deze zijn zo te zien van na de oorlog en tonen hem dus op latere leeftijd, getekend door het leven, met een merkwaardig scheefgetrokken gezicht.

                                                                                       Harry Perton

Een dubbel erkende vondeling

07 woensdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Geboorte

≈ 1 reactie

De wever Jan van Valen (39) lag in diepe rust op zijn bed, toen hij op 5 augustus 1876 om 1 uur ’s nachts werd wakker gemaakt door iemand buiten zijn huis. Hij stond op, liep naar buiten om te zien wat er aan de hand was en zag op de stoep van zijn woning, die aan de grindweg bij het Doezumertiltje stond, een jongetje liggen:

“…oud naar gissing een of twee dagen, gewikkeld in een wit wollen dekentje met roode strepen, een rood baaijen dito en twee wit katoenen doeken, gekleed met een wit katoenen mutsje, dito jurkje, hemd en navelbandje,  en gebreid wit katoenen borstrokje, en liggende in eene ovaal ronde met bloemen geschilderde houten doos, alles zonder eenig merk of nummer, terwijl hij niemand bij dat kind, of in de nabijheid zijner woning heeft ontdekt. Hebbende het kind geen uiterlijk zichtbaar gebrek, noch op het ligchaam eenig bijzonder vlek of teeken.”

Dezelfde dag nog deed van Valen aangifte bij de Burgerlijke Stand in Grootegast, de gemeente waaronder zijn woonplaats Doezum nog steeds valt. De vondeling werd ingeschreven als Willem van Til, naar het ophaalbruggetje voor de weverswoning. Op verzoek van Van Valen bleef het kind bij hem thuis.

Het geval haalde noch de Provinciale, noch de stedelijke Groninger Courant. Normaliter werd er wel een strafrechterlijk onderzoek ingesteld naar vondelingen, maar als dat hier gehouden is, leverde dat geen moeder op, want het jochie werd drie jaar later onder zijn vondelingennaam erkend door Sjouwktje van Valen, landbouwster te Marum en de jongere zuster van de wever die het jongetje op zijn stoep aantrof. Opmerkelijk is, dat zij tegelijkertijd, in dezelfde akte, een 16-jarige zoon Johannes van haar erkende. Willem was dus niet het enige kind bij deze boerin in huis.

Sjouwktje  van Valen, geboren in 1838 te Marum, kreeg deze zoon als ongehuwde moeder in 1863. Vijf jaar later kreeg ze opnieuw als ongehuwde moeder een dochter, Grietje. Die werd echter al binnen een maand erkend bij Sjouwktjes huwelijk met de boer Roelf Holtrop te Noordwijk, bij wie ze waarschijnlijk al inwoonde als dienstbode. Met Holtrop kreeg ze nog een zoon, die echter in 1874 zou overlijden, nauwelijks een maand later in het graf gevolgd door zijn gelijknamige vader.

Op het moment dat Sjouwktje het vondelingetje Willem van Til in huis opnam, was ze dus weduwvrouw met twee oudere kinderen. Als weduwe zou ze in 1882 nog een dochter, Trijntje, krijgen van een onbekende man.  De aangifte werd bij die gelegenheid echter gedaan door de 41-jarige landbouwer Popke Pantjes, met wie ze in 1894 zou trouwen. Op dat moment was haar dochter Grietje Holtrop al het huis uit, want die trouwde in 1890 met een student. Ook niet meer in huis was waarschijnlijk haar oudste zoon Johannes van Valen, want die trouwde hetzelfde jaar als onderwijzer. De twee overgebleven, schijnbaar vaderloze kinderen, de dan 18-jarige Willem en de 12-jarige Trijntje, werden bij het huwelijk echter beide erkend door Pantjes, wiens naam ze voortaan ook gingen dragen.

En zo kwam het dat de vondeling Willem van Til nergens meer in de bronnen terug te vinden is. Na de dubbele erkenning, eerst door zijn ‘moeder’ (1879) en vervolgens door zijn ‘vader’ (1894) stond hij tot zijn dood te boek als Willem Pantjes.

                                                                                                Harry Perton

Met dank aan Jakob Franken en Harry Timmer.

Een bijbel met familienotities

06 dinsdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Bijzonder, Starten met onderzoek

≈ 3 reacties

Naar aanleiding van onze uitzending over de pijpekop waarop de naam van de gebruiker stond, meldde Kees Doesburg uit Gasselte zich met iets soortgelijks, namelijk een statenbijbel.
 
Deze statenbijbel blijkt anno 1818 gedrukt te Amsterdam en bevat voorin vier of vijf losse pagina’s met aantekeningen over enkele generaties van de boerenfamilie Doesburg, die tussen 1818 en 1882 respectievelijk in Harssens onder Adorp en het Onderwierumer en Onderdendamster gedeelte van de gemeente Bedum woonden. Via vererving kwam het stuk in bezit van Kees Doesburg, voor wie het aanleiding vormde om zich bezig te gaan houden met de geschiedenis van zijn familie.

Een van die bladen is hierboven gereproduceerd in een ietwat bewerkte vorm, omdat het origineel nogal donker is. Dit blad betreft Maria Daniëls Doesburg, geboren in 1837 te Harssens, in 1872 gehuwd met de landbouwer Berent Wolvius te Onderwierum, en overleden op Nieuwjaarsmorgen 1884 te Onderdendam.

Twee dingen intrigeren aan deze notitie: ten eerste is dat het woord “testament” en ten tweede de doopdatum van Maria.

De term testament zou kunnen slaan op een boek met de vier evangelies en de zendbrieven waarvan het schutblad los in de bijbel terechtgekomen is, maar ook op een notarieel testament, waarvan het losse blad in de bijbel het omslag was.

Wat betreft de doopdatum valt op de tijd die verliep tussen de geboorte (1837) en de doop van Maria (1858). Ze was 21 toen ze gedoopt werd, rijkelijk laat als het gaat om hervormden of gereformeerden. Volgens Kees Doesburg had de vader van Maria echter doopsgezinde ouders – diens moeder was een Rijkens en stamde uit een familie van Zwitserse mennonieten die nog Riche heette toen ze zich begin 18e eeuw in Sappemeer vestigde. En doopsgezinden lieten zich alleen als volwassenen dopen, ook als ze overgingen tot het hervormde of gereformeerde kerkgenootschap, wat in de 18e en vroege 19e eeuw redelijk vaak gebeurde.

Er zijn wel meer bijbels overgeleverd met aantekeningen van familiegebeurtenissen op de voor- en achterschutbladen en misschien is een relatief groot deel daarvan wel afkomstig van doopsgezinden. Door het niet hanteren van de kinderdoop kon het immers maar zo zijn dat mensen later in het duister gingen tasten wat betreft hun leeftijd. Dan kon je die geboortedata maar beter meteen noteren, dan was je dat voor.

In elk geval kreeg Maria Wolvius-Doesburg geen kinderen. Haar bijbel vererfde via een zijlijn van de familie Doesburg en kwam zo in handen van de man die het boek nu bezit.

Met dank aan Kees Doesburg.

Sunterniklaas, Sinterniklaas, Sint Nicolaas

06 dinsdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Beroemd, Bijzonder, Rare namen

≈ 2 reacties

De echte verjaardag van Sinterklaas, 6 december, is natuurlijk een uitgelezen dag om wat aandacht te schenken aan de noordelijke familie Sunterniklaas, Sinterniklaas, Sint Nicolaas, Sintniklaas, Niklaas en Nicolaas.

Gister schreef Geert Sines op zijn weblog een stukje over de naamgeving van deze familie, die oorspronkelijk bestond uit veenarbeiders en dagloners. Via Lippenhuizen in het Friese Opsterland belandde ze eind 18e eeuw in Leek. Voor 1826 gebruikt ze nog niet de varianten van de familienaam, die dan alsnog aangenomen lijkt. Maar volgens Sines heeft die naam niets te maken met de heilige kindervriend. “Het meest waarschijnlijk is”, schrijft hij, “dat een bijnaam veranderde in een familienaam”.

Waarbij je je kunt afvragen of een herkomst uit Sint Nicolaasga niet in de rede ligt. Van veenarbeiders is namelijk bekend dat ze met de vervening meetrokken en dat lijkt ook wel een beetje het geval bij deze familie.

Zie voor het veel uitgebreidere verhaal en een beknopte genealogie het weblog van Geert Sines.

Een overerfde bijnaam

05 maandag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in Uncategorized

≈ 1 reactie

Mensen stonden vroeger vaak bekend onder een bijnaam, misschien nog wel vaker dan onder de naam die bij de Burgerlijke Stand geregistreerd stond. Menigmaal overerfde zo’n bijnaam, waarbij deze zelfs een generatie kon overslaan. Een voorbeeld daarvan werd ons toegestuurd door Gretha Foorthuis, die de genealogie van haar familie onderzocht.

Over haar voorvader Roelf Willems Foorthuis (1824 – 1904) weet ze bij overlevering, dat hij bekend stond als Roelf Oorlog. Dat is een bijnaam, die in Groningerland ook wel eens tot een officiële familienaam gepromoveerd is. Je zou kunnen denken, dat zo’n naam samenhangt met het temperament van de eerste drager. Van haar voorvader, die stelmaker in Meeden was, weet Gretha dat hij eens een kar, die hij voor een boer had gemaakt, kapot sloeg omdat die klant niet tevreden was. Toch had diens bijnaam niets met een korte lontje te maken, maar met de Boerenoorlog, die in Zuid-Afrika woedde. Net als het gros van de Nederlanders was Roelf op de hand van de Boeren en dus tegen de Engelsen. Hij had zelfs zo’n hekel aan het perfide Albion, dat hij te pas en te onpas over de Boerenoorlog begon. Maar zijn streekgenoten wilden daar niet altijd over praten en gingen hem daarom uit de weg. En omdat hij het altijd maar over de oorlog had, gaven ze hem de bijnaam “Roelf Oorlog”.

Een zoon van Roelf was Gretha’s overgrootvader Hiltjo Foorthuis (1861-1929). Met zijn vrouw had hij een klein kruidenierswinkeltje op de Duurkenakker bij Meeden (zie foto). Zoals gebruikelijk in die tijd, ging Hiltjo ook de boer op met groente, destijds nog voornamelijk peulvruchten. Vanwege een handicap en zijn waren stond hij in de omgeving bekend als: “Schele Hiltjo mit de boonen en aarwten”.

Derk Foorthuis, een zoon van Hiltjo en de grootvader van Gretha, kwam later in Nieuwe Pekela terecht. Daar woonde een vrouw die eveneens uit Meeden afkomstig was en die hem vaag herkende. “Bist doe der nait aine van Roulf Oorlog?”, informeerde ze. Op Derks min of meer bevestigende antwoord verspreidde zij de bijnaam. Vanaf dat moment had Derk Foorthuis de pech, door het leven te moeten gaan als Derk Oorlog.

Met dank aan Gretha Foorthuis.

Kerkregisters opgeëist voor dienstplicht

01 donderdag dec 2011

Posted by loketvoorliefenleed in ambtenaren, Dood, Geboorte, Huwelijk

≈ Een reactie plaatsen

Een bekend feit is dat de kerkelijke gemeenten in 1811 hun oude doop-, trouw- en begraafboeken moesten inleveren bij de burgerlijke gemeenten, zodat deze registers zich nu niet in kerkelijke archieven bevinden, maar in een apart archief, dat van de retro-acta Burgerlijke Stand.

Minder bekend is, dat al die registers ingeleverd moesten worden om de conscriptie  mogelijk te maken. Die conscriptie was een militaire dienstplicht voor jongens die ingeloot waren, maar zich bij gebrek aan geld niet konden laten vervangen. Voor 1811 was er wel eens sprake geweest van een algehele burgerwapening, maar dergelijke voorstellen stuitten altijd op veel verzet. De dienstplicht van 1811 vormde dan ook een doorbraak.

De eerste loting, van het najaar 1811, zou de jongens betreffen die in het jaar 1789 waren geboren. Op 28 augustus 1811 gaf de prefect, de opperbaas in de provincie, de maires (burgemeesters) van de kersverse gemeenten een instructie hoe ze deze loting aan moesten pakken. Om te zorgen dat alle jongemannen van de lichting 1789 met de loting meededen, moesten ze hun toevlucht nemen tot “de geboorte- of doopregisters, tot de staten van populatie en tot elk andere acte, welke gij goed mocht oordelen te moeten raadplegen*.

De doopregisters waren het eigendom van kerkelijke gemeenten, terwijl er sinds 1796 een scheiding van kerk en staat bestond. Nog even afgezien van de weerzin tegen de conscriptie, waren veel kerkelijke gemeenten sowieso niet meteen genegen om de burgerlijke gemeenten hierin terwille te zijn. Dat bleek allereerst in Appingedam, waar de maire niet alleen het doopregisters opeiste, maar ook het begraafboek (lang niet alle jongens, in 1789 geboren, leefden immers nog). De hervormde kerkeraad weigerde deze bescheiden af te geven, met als argument dat in de prothocollen ook handelingen van de kerkeraad voorkwamen, die de burgerlijke overheid niet aangingen. De maire klaagde hierover bij de prefect, die op 31 augustus besloot om de afgifte van de geboorte- en doopregisters verplicht te stellen. Wel mochten de kerkeraden er hun handelingen uithalen, zolang dat maar niet ten koste ging van de opgeëiste lijsten.

Door een artikel van J.P. Koers in het deze week verschenen nummer van Duvekoater, het blad van de Historische Vereniging Scheemda e.o., weten we hoe het vervolgens in de gemeente Scheemda ging. Daar gelastte maire Harm Hesse de predikanten hun doopboeken in te leveren. Die van het hoofddorp Scheemda gaf het zonder mankeren, die van Westerlee sneed enige bladen over 1789 uit zijn prothocol, wat volgens hem voldoende moest zijn, maar die van Eexta of Nieuw-Scheemda weigerde botweg en wilde slechts een afschrift geven, wat overigens conform de gedragslijn was die de classis Winschoten voorstelde. Uiteraard kon er met ongewaarmerkte afschriften allerlei fraude gepleegd worden, en de maire accepteerde die copieën dan ook niet. Bij de prefect drong hij aan op nadere regelgeving.

De prefect gaf deze op 23 september 1811. Hij bepaalde nu dat “alle registers van doop, huwelijk, versterf, (..) in originali” moesten worden ingeleverd. Voor het eerst was er dus ook sprake van de trouwboeken, waarbij de achterliggende gedachte zal zijn geweest, dat veel jongens naderhand door huwelijk in andere plaatsen kwamen te wonen. Van Scheemda weten we, dat deze nieuwste richtlijn het pleit beslechtte, want maire Hesse noteerde er eind oktober tevreden dat alle doop-, trouw- en begraafboeken er keurig waren afgegeven. Weerspannigheid was er nog wel in Ezinge, waar de predikant ondanks de richtlijn toch nog een afschrift inleverde. Maar in het algemeen bleek de overdracht nu afdoende geregeld, ook al gaven sommige kerkelijke gemeenten zo weinig mogelijk af, terwijl andere scheutiger waren dan nodig.

Binnen een paar maanden was het pleit dus beslecht. Misschien wel een beetje verwonderlijk in onze ogen, want in onze tijd zou deze kwestie tot enorm veel burgerlijke ongehoorzaamheid hebben geleid. Destijds stond men echter betrekkelijk argeloos en weerloos tegenover het staatsapparaat met zijn nieuwe bureaucratie, en bovendien waren veel predikanten voor hun tractementen afhankelijk van de staat, wat de neiging om toe te geven niet kleiner zal hebben gemaakt.

Bronnen:
– Inleiding op RHC Groninger Archieven, toegang 124 (inventaris Burgerlijke Stand retro-acta 1596-1877)
– J.P. Koers – De familieregering Stheeman aan de wieg van de gemeente Scheemda, Duvekoater 48 (november 2011), 19-20

Met medewerking van:

  • RTV Noord
  • Groninger Museum
  • GAVA
  • NGV afd. Groningen
  • RHC Groninger Archieven

Categorieën

  • aankondigingen
  • ambtenaren
  • Beroemd
  • Berucht
  • Bijzonder
  • Dood
  • Geboorte
  • Grappig
  • Huwelijk
  • Rare namen
  • Religie
  • soldaten
  • Starten met onderzoek
  • Uitzending gemist
  • Uncategorized
  • Vergissingen

Archief

  • maart 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010

Blog Stats

  • 67.309 hits

Meta

  • Registreren
  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.com

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Loket voor lief en leed
    • Doe mee met 32 andere volgers
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Loket voor lief en leed
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Deze inhoud rapporteren
    • Site in de Reader weergeven
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen
 

Reacties laden....