Door een toeval raakte Estella Juursema geïnteresseerd in de geschiedenis van de familie Juursema.  Ze kwam er al snel achter waar de familienaam vandaan kwam, maar heette dat streekje nu naar de familie, of was het juist andersom?

Jan Meinderts Juursema moet in de eerste helft van de 19e eeuw een zeer bekende Groninger pikeur zijn geweest. Zo won hij in 1829 een fraaie en kunstig-bewerkte gouden zweep, uitgeloofd bij een landelijke harddraverij in Utrecht. Volgens een Academisch Jaarboek sleepte hij in oktober 1814 bovendien de gouden zweep in de wacht bij de harddraverij, georganiseerd bij het tweede eeuwfeest van de Groninger universiteit. Waarschijnlijk vormde dit een van de eerste prijzen in zijn lange carrière. In 1837 won hij in Appingedam nog een zilveren tabakskomfoor, terwijl hij tien jaar later nog eenzelfde prijs verdiende bij een harddraverij voor paarden met arresleden op het Damsterdiep buiten de Groninger Steentilpoort.

Vooral de gouden zwepen waren bijzonder, want die werden niet zo vaak uitgeloofd. Waar ze wel de hoofdprijs vormden, had de organisatie ook wat meer om het lijf dan bij de gemiddelde harddrijverij, waarvoor een herbergier meestal een met zilver gemonteerde zweep uitloofde.

Mogelijk hing Jan Meinderts de door hem gewonnen prijzen (eerst) op in zijn eigen herberg, want vanaf 1820 waren hij en zijn vrouw de eigenaars en uitbaters van De Zwaan even buiten de Groninger A-poort. Dat was niet zomaar een logement. Ten eerste bestond het al vanaf 1676, toen het een van de geoctroyeerde herbergen buiten de poorten van de stad werd. Later bleken dat allemaal grote en  gerenommeerde horeca-ondernemingen. Volgens de veiling-advertenties van 1819 zat er een stal bij de Zwaan die plaats bood aan maar liefst 120 paarden. Daarmee behoorde deze herberg tot de grootste Groninger “transferia” van destijds.

Bij haar onderzoek naar de familie Juursema kwam de in de Randstad wonende Estella Juursema de pikeur uiteraard ook tegen. Jan Meinderts Juursema was weliswaar geen directe voorvader van haar man, maar dan toch een broer van zo’n voorvader. Dat Estella zich zo’n zeven jaar geleden bezig ging houden met de geschiedenis van de familie Juursema, kwam door een opmerking van een collega van haar man. Die had in een krant een verkoopadvertentie voor een huis aan de Juursemakluft te Grijpskerk zien staan en vroeg of zij iets met die straatnaam te maken hadden. “Ja”, beaamde haar schoonmoeder, “van oorsprong komen de Juursema’s uit Groningen.” Vervolgens kwam bij een zoekopdracht op Genlias een waslijst Juursema’s tevoorschijn. “Wat was het mooi”, aldus Estella, “om niet alleen de ons zo vertrouwde achternaam,  maar ook de voornamen Jacob en Meindert steeds terug te zien. Zo werd duidelijk dat onze zoon afstammeling en naamgenoot is van een verre voorvader die deurwaarder was in Leek.”

Die Leekster deurwaarder was de vader van de pikeur en heette nog Meindert Jacobs, toen  diens later beroemde zoon in 1792 te Niezijl gedoopt werd. Meindert Jacobs en zijn vrouw, op dat moment nog zonder familienaam, hadden een boerderij op de Juursemakluft, waarmee nog een buurtschap onder Niezijl werd bedoeld. Volgens het boerderijenboek van Grijpskerk e.o. (Bedum 2009) ging het om de Hiddemaheerd. Er zat een beklemming bij van zo’n 70 gras (ruim 31 hectare) groen-en bouwland, waarvoor ze jaarlijks 250 gulden en een zoetemelks kaas aan huur betaalden. Begin 1801 lieten Meindert Juursema en vrouw hun “deftige boerenplaats, bestaande in eene schoone voorhuisinge van 2 kamers, kelders, karrenhuis en een Vriesche schuur” veilen, omdat ze naar het naburige Grijpskerk verhuisden. Bij deze gelegenheid was het, dat ze de familienaam Juursema aannamen. In Grijpskerk kochten ze een huis aan de straat, “met vier fraaye behangen kamers”, dat eerder bewoond werd door oud-Hoofdman De Raadt. Er zat nog geen 7 gras land bij, wat erop wijst dat Meindert koos voor een burgerbestaan. Wellicht had hij toen al een civiel-rechtelijke functie. Hij gold hoe dan ook als een vooraanstaand ingezetene, want eind juni 1803 verkozen de manslidmaten van de hervormde gemeente hem tot diaken, een functie die hij evenwel nog geen twee maanden bekleedde, omdat hij in augustus tot wedman van Leek werd benoemd en met zijn gezin daarheen verhuisde. Als wedman van Leek komen we hem weldra tegen in krantenadvertenties, bijvoorbeeld als veilingmeester bij de publieke verkoping van een herberg te Enumatil. De functie van wedman zou na 1813 worden omgezet in die van gerechtsdeurwaarder, en nazaten van Meindert Jacobs zouden dat ambt nog tot 1883 in Leek blijven bekleden.

Intussen zal het duidelijk zijn dat de familienaam Juursema van de Juursemakluft onder Niezijl komt, en werd aangenomen bij de verhuizing van Meindert Jacobs naar Grijpskerk. Overigens nam ook een geheel andere familie, afkomstig van de Meiningaheerd, deze naam aan, zo ontdekte Estella. Een omstandigheid die het uitzoeken van de familiegeschiedenis uiteraard compliceerde.

Estella bleef nog wel nieuwsgierig waar de naam van de Juursemakluft, die ze als Iursema op een 16e-eeuwse gedenksteen op de kerk had zien staan, vandaan kwam. Voor een antwoord op die vraag, wendden we ons tot Hidde Feenstra, die een boek over de plattelandselite in het Westerkwartier schreef. Hij vond het een moeilijke kwestie, maar met een slag om de arm wilde hij wel zeggen dat de naam niet van een familie kwam:

“Juursema kom je in de bronnen ook als Duirtsema en Dioersma tegen. Mogelijk afgeleid van een naam Diurt, maar de grondbezitters die we daar zijn tegengekomen in de 16e en 17e eeuw behoren allen tot andere families. Een daarvan was de familie Sekema, die met twee plaatsen vlak bij Niezijl gegoed was in deze kluft. Een familie ‘Juursema’ ben ik nooit tegengekomen. Daar de kuststrook Grijpskerk-Noordhorn duidelijk vanuit de achterliggende dorpen Sebaldeburen en Oldekerk is bedijkt en ‘gekoloniseerd’, zou een verband met de recht ten zuiden van Juursemakluft gelegen buurtschap Jouwer ook denkbaar zijn. Dan betekent ‘Juursema’ gewoon het gebied dat vanuit de Jouwer is bevolkt.”

De kolonisatie vanuit de Jouwer lijkt dus nog het meest in aanmerking te komen als verklaring voor het ontstaan van het toponiem Juursema, dat verschillende families, waaronder die van Estella, later aannamen als hun familienaam.

NB: De illustratie boven dit stukje betreft de zilveren zweep, die op 20 augustus 1798 in herberg De Groene Weide (op de hoek van het Boterdiep bij de Bedumerweg) werd uitgereikt door een “gezelschap Liefhebbers” aan de eigenaar van het “hardstdravende paard” bij een wedstrijd, die deze liefhebbers organiseerden. Zo’n zweep, in dit geval gemaakt door de Groninger zilversmid Willem Warren, bestond uit een met fluweel beklede houten kern, waar zilverwerk omheen gemonteerd zat. Collectie Victoria & Albert Museum, Londen Met dank aan Egge Knol, Groninger Museum.