Op 19 juni 1944 werd in het concentratiekamp Vught geëxecuteerd de 24-jarige Jacobus Gerard Zondervan. Zondervan was voor zijn arrestatie, ruim een jaar eerder, wachtmeester der marechaussee in Groningen geweest. Volgens het SS- und Poliziegericht had hij zich schuldig gemaakt aan spionnage en hulp aan onderduikers. Vandaar de doodstraf.
Toen Zondervans overlijden tot zijn vader doordrong, probeerde die na enige weken zijn levensverzekering uitgekeerd te krijgen. Daarvoor was een verklaring van overlijden nodig, af te geven door de gemeente waar de overledene het laatst ingeschreven stond, dus Groningen. Het Bureau Bevolking alhier stelde zich echter formeel op: “Bedoeld persoon is in het bevolkingsregister dezer gemeente nog steeds als levend opgenomen. Een verklaring van overlijden kunnen wij derhalve nog niet afgeven.”
In het besef dat het nog voor geen enkele met Zondervan gefusilleerde gelukt was om een overlijdensverklaring los te krijgen, wendde de advocaat van de familie Zondervan zich daarop tot de griffier van de provincie Groningen, mr. Fockema Andreae, met het verzoek om diens tussenkomst. Fockema Andreae, wel als “goed Nederlander” beschouwd, maar na de oorlog eervol ontslagen wegens een al te toegeeflijke houding tijdens de bezetting, wist inderdaad te bewerkstelligen dat de kwestie op 14 juli 1944 op de agenda van de Commissaris in de Provincie Groningen kwam te staan.
Commissaris Staargaard liet diezelfde dag nog een brief uitgaan naar de Duitse opperbaas in de provincie Groningen. Het was hem bekend, schreef de Commissaris, dat ambtelijke overlijdensberichten voor terechtgestelde personen vaak achterwege bleven, vooral als het ging om mensen die door SS-rechters veroordeeld waren. Toch vereisten de Nederlandse en de Duitse wet dat een overlijdensgeval binnen 24 uur bij de burgerlijke Stand bekend moest worden gemaakt. Hij had begrepen dat in oorlogstijd zulke meldingen in individuele gevallen “aus Staatsgründen” achterwege moesten blijven, maar zulke gevallen moesten wel tot het uiterste beperkt blijven. Want met de melding was zowel een openbaar als een familiaal belang gemoeid.
De interventie bij de Duitsers heeft inderdaad succes gehad, want op 1 augustus 1944 schreef de ambtenaar van de Burgerlijkse Stand te Groningen de overlijdensakte in voor Jacobus Gerard Zondervan, zulks op een ambtelijk bericht dat een paar dagen eerder vanuit Tilburg was verstuurd. De verklaring van overlijden zal vervolgens geen probleem meer geweest zijn. De levensverzekering van Jacobus Gerard Zondervan zal weldra aan diens vader zijn uitgekeerd.
Harry Perton
Bronnen, voor zover die niet gelinkt zijn:
- RHC Groninger Archieven, Toegang 1776: Archief Provinciaal Bestuur van Groningen, inv.nr. 4081 Burgerlijke stand algemeen, submap akten van overlijden gefusilleerde Nederlanders.
- E. Schut e.a., Was getekend, de griffier der Staten : korte levensbeschrijving van de griffiers der Staten van Groningen in de periode 1814-2001 (Groningen 2001) 43-46.