Op 10 november 1944 deed de Sicherheitsdienst een inval op het adres Anna Paulownastraat 26 in Groningen en arresteerde de daar woonachtige Jannes Noorman en drie mannen bij hem in huis. De SD was Noorman op het spoor gekomen na de vondst van een stapel papieren met gegevens van verzetsstrijders. Noorman was lid van het verzet en onderschepte als technicus bij de PTT berichten, die hij vervolgens naar de illegaliteit doorsluisde. De mannen bij hem in huis waren Jan Josephus Hoeder, een marechaussee die niet met de bezetter wilde samenwerken en daarom was ondergedoken, Ares Gerrit Dijkstra, lid van dezelfde verzetsgroep als Noorman en Harmen Koopmans, die na een opleiding in Engeland boven Friesland was gedropt. Op enig moment was zijn zend- en ontvangsttoestel onklaar geraakt en hij was bij Noorman om het door hem te laten repareren.
Na de arrestatie bleef de SD het huis observeren en kon zo de volgende dag Hendrik Jan Droppers arresteren, een marechaussee die een lijst met namen van duitsgezinde collega’s aan Noorman wilde geven. Waarschijnlijk werden de mannen overgebracht naar het Huis van Bewaring. Op 16 januari 1945 werden Noorman, Hoeder, Dijkstra en Droppers gedeporteerd naar kamp Neuengamme in Duitsland. Koopmans bleef in Nederland en vond de dood toen hij op 8 maart 1945 samen met 116 anderen werd geëxecuteerd bij de Woeste Hoeve als represaille voor de aanslag op SS-hoofdman Rauter.
Kamp Neuengamme
In 1940 werd Neuengamme ingericht als zelfstandig concentratiekamp. Naast het hoofdkamp bestonden er tot 92 buitenkampen, verspreid over Noord-Duitsland. Het kamp was bestemd voor krijgsgevangenen, gijzelaars, verzetsstrijders, joden, zigeuners, homoseksuelen en Jehova’s getuigen. Gedurende de oorlog verbleven ongeveer 106.000 mensen in Neuengamme, waarvan 55.000 omkwamen. Het regime was gebaseerd op onmenselijke en vernederende behandeling. Een groot aantal slachtoffers viel bovendien door epidemieën als gevolg van onvoorstelbaar slechte sanitaire voorzieningen en gebrek aan voedsel. Tegen het eind van de oorlog werden de geïnterneerden geëvacueerd om zoveel mogelijk sporen van de gepleegde oorlogsmisdaden uit te wissen. Tijdens die evacuatie werden de schepen waarop ze werden vervoerd door de geallieerden aangezien voor troepentransportschepen en gebombardeerd. Bij die aanval kwamen nog eens tussen de 7000 en 8000 mensen om het leven.
Een overlijdensakte voor een vermiste
De grote aantallen mensen die tijdens de tweede wereldoorlog waren weggevoerd leidden tot grote onzekerheid bij de achterblijvers. Zolang er geen officieel bericht van overlijden was, bleef de hoop op terugkeer bestaan. Al tijdens de oorlog begon het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis met het verzamelen van gegevens en het informeren van autoriteiten en nabestaanden. Om formeel een eind te maken aan de rechtsonzekerheid werd in 1949 de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten ingesteld. Deze commissie verzamelde namen van vermisten en publiceerde die in de Staatscourant. Wanneer daarop geen reactie kwam, werd een overlijdensakte opgemaakt in een centraal register en kreeg de ambtenaar van de burgerlijke stand in de laatst bekende woonplaats in Nederland opdracht die akte ook in het overlijdensregister op te nemen. Als overlijdensdatum moest vaak een vermoedelijke datum worden gekozen, omdat de exacte datum meestal niet bekend was. In een aantal gemeenten was het aantal vermisten zo groot, dat speciale registers voor dat doel werden aangelegd. In onze provincie waren dat Groningen en Winschoten, die hun grote groep joodse inwoners niet zagen terugkeren. In 1951 werd de overlijdensakte van Jannes Noorman opgemaakt (zie de vergrootbare illustratie boven dit artikel), met als overlijdensdatum 16 maart 1945. Volgens de akte van Hendrik Jan Droppers is hij overleden op 9 maart en Ares Gerrit Dijkstra en Jan Josephus Hoeder op 10 maart 1945.
Vijf struikelstenen in de Anna Paulownastraat
Sinds een aantal jaren worden in Duitsland zogenaamde Stolpersteine aangebracht, kleine plaquettes op straat om de voorbijgangers te herinneren aan een voorval dat daar in de oorlog heeft plaats gevonden. De voorbijganger moet figuurlijk struikelen over die gebeurtenis en er niet achteloos aan voorbijgaan. Op 11 april 2010 zijn voor de Anna Paulownastraat 26 vijf struikelstenen aangebracht ter herinnering aan de vijf mannen die daar zijn opgepakt en vervolgens hun leven hebben gelaten.
Albert Beuse
Jitze Noorman gezegd:
Er was nog een KP-er aanwezig toen de inval werd gedaan, t.w. de broer van Ares Gerrit Dijkstra. Beide Dijkstra’s waren hier ondergedoken na de bevrijding van Bob Houwen uit het huis van bewaring even verderop en konden geen kant meer op, aangezien voor hen nog geen ander adres was gevonden en zij zwaar gezocht werden. De broer van Gerrit, wist over het dak te ontkomen,heeft zich in een schuurtje achter de huizen verborgen en is ondanks een zoektocht niet gevonden. Hij heeft de oorlog overleefd.
Later op dezelfde dag belde Karel August Mans aan, de geheim agent die het werk van een aantal radiotelegrafisten in het noorden, onder wie Harmen Koopmans, moest coördineren en die Koopmans met zijn defecte zender bij Noorman heeft gebracht. Mans werd onmiddellijk gearresteerd door de S.D.-ers die in het huis postten en voor verhoor naar het Huis van Bewaring overgebracht. Bij zijn verhoor heeft hij bijna alles prijsgegeven wat hij wist, waarvan velen het slachtoffer zijn geworden. Mans was erbij aanwezig toen de SD een inval deed in het huis van Nico van Baalen in de Parklaan, op zoek naar de marconist Kouwenhoven met zijn zender. Van Baalen is voor de ogen van zijn vrouw doodgeschoten, Kouwenhoven heeft zich schuil kunnen houden en na te zijn ondergedoken zijn illegale werk gestaakt. Volgens de S.D.-er Haase en nog een andere S.D.-er die op het Scholtenshuis werkte was het verhoor van Mans overigens niet bijzonder zwaar. Na zijn wonderbaarlijke ontsnapping uit het Scholtenshuis heeft Mans het hazenpad gekozen en heeft hij zich na verloop van tijd in het bevrijde deel van Nederland gemeld.
De volgende dag is behalve de marechaussee Gerrit Jan Droppers die een lijst bij zich droeg van marechaussees die met de Duitsers samenwerkten ook nog Vogeltje Sijtsma, de echtgenote van Jannes Noorman gearresteerd en met haar de verloofde van Jan Hoeder. Die twee dames hebben tot vlak voor Kerstmis vastgezeten in het Huis van Bewaring. Het huis in de Anna Paulownastraat werd toegewezen aan een NSB-familie die met Dolle Dinsdag waren gevlucht voor geruchten dat de geallieerden in aantocht waren. De Hongerwinter in de grote steden in het westen van ons land moest toen nog komen.
De drie kinderen Noorman, 12, 9 en 6 jaar oud die in Westerbork in hotel Slomp verbleven moesten duiken en hebben al die tijd in angst geleefd over het lot van hun moeder. Na haar terugkeer zijn zij samen met hun moeder en hun pake gevlucht naar een veiliger deel van ons land waar zij tot de bevrijding hebben gewoond.
Verzetslieden die de oorlog overleefden hebben Mans uitgenodigd van zijn ervaringen verslag te doen wat hij wijselijk niet heeft gedaan.